Als u na een ongeval een
brandstofgeur r uikt o f
merkt dat het brandstof-
systeem lekt, druk dan de scha-
kelaar niet weer terug, zodat
brand wordt voorkomen.
Controleer de auto zorgvuldig op brand-
stoflekkage, bijvoorbeeld in de motorruim-
te, onder de auto of in de nabijheid van de
brandstoftank.
Als u geen brandstoflekkage waarneemt
en de auto kan nog verder rijden, druk
dan op knop (A) om de brandstoftoevoer
weer te herstellen.
Draai na een ongeval de contactsleutel
in stand STOP om te voorkomen dat de
accu ontlaadt.
122
fig. 104
TANKKLEPJE OPENEN
(fig. 104)
U kunt het tankklepje van binnenuit ont-
grendelen door de voorzijde van de hen-
del (A) omhoog te trekken.
HOOGTEVERSTELLING KOP-
LAMPEN
(fig. 108)
Als de auto is uitgerust met xenonlam-
pen, worden de koplampen elektrisch
afgesteld; de bedieningsknop (A) naast
de stuurwielkolom is dan niet aanwezig.
Als de auto beladen is, moet de hoogte
van de koplampen worden afgesteld.
A0B0044b
fig. 105
De bedieningsknop (A) naast de stuur-
wielkolom kan in vier standen worden
gezet die overeenkomen met één van de
onderstaande beladingsgraden:
Stand 0 : 1 of 2 personen op de voor-
stoelen, volle brandstoftank, interieuruit-
rusting (in rijklare staat).
Stand 1: 5 personen.
Stand 2 : 5 personen met volle bagage-
ruimte (ongeveer 50 kg).
Stand 3 : 1 persoon (de bestuurder) en
300 kg in de bagageruimte.
A0B0240b
Controleer de afstelling
van de koplampen telkens
als het gewicht van de
lading wijzigt.