NOODRESERVEWIEL
(waar voorzien)
1. Slijtage-indicator
2. Merkteken voor indicator
Uw auto is voorzien van een noodreser-
vewiel. Het noodreservewiel is ontworpen
om ruimte te besparen in de bagageruim-
te en het lagere gewicht maakt het een-
voudiger om de band te monteren als u een
lekke band heeft. Het wiel kan alleen tij-
delijk worden gebruikt, totdat het norma-
le wiel is gerepareerd of vervangen. De ban-
denspanning van het noodreservewiel moet
ten minste een keer per maand worden ge-
controleerd. Gebruik een bandenspan-
ningmeter van goede kwaliteit en contro-
leer of de spanning 4,2 bar (60 psi) be-
draagt. Controleer tegelijkertijd of het wiel
veilig is bevestigd. Als dat niet het geval is,
zet het wiel dan vast.
Houd er rekening mee dat er maximaal
één noodreservewiel tegelijkertijd op de
auto gemonteerd mag zijn.
OPGELET
Het noodreservewiel mag al-
leen tijdelijk worden ge-
bruikt. Als dit wiel doorlopend wordt
gebruikt, kan dit leiden tot beschadi-
gingen en kan de controle over de au-
to worden verloren. Neem altijd de
volgende voorzorgsmaatregelen als
dit reservewiel wordt gebruikt:
– Uw auto heeft andere rij-eigen-
schappen als met het noodreserve-
54G115
wiel wordt gereden.
– Rijd nooit harder dan 80 km/h (50
mph).
– Vervang het noodreservewiel zo snel
mogelijk door het standaard wiel.
– De grondspeling wordt kleiner als
met dit wiel wordt gereden.
– Bandenspanning voor het noodre-
servewiel is 4.2 bar (60 psi).
– Leg geen sneeuwkettingen om het
noodreservewiel. Als sneeuwkettingen
moeten worden omgelegd, verplaats
dan de wielen, zodat er standaard
wielen op de vooras zijn gemonteerd.
OPGELET
– De profieldiepte van het
noodreservewiel neemt veel
sneller af dan van de normale ban-
den op uw auto. Vervang de band
zodra de bandenslijtage-indicator
zichtbaar wordt.
– Als het noodreservewiel wordt ver-
vangen, monteer dan een band met
exact dezelfde maat en constructie.
209