Parameterbeschrijving
22-76 Startinterval
Range:
Functie:
Size
[ par. 22-77
Stelt in hoeveel tijd er minimaal moet
related
- 3600 s]
verstrijken tussen twee starts. Een
*
normaal startcommando (Start/Jog/
Vasthouden) zal worden genegeerd
totdat de ingestelde tijd is verstreken.
22-77 Min. draaitijd
Range:
Functie:
0 s
[ 0 - par.
Stelt de tijd in voor de gewenste minimale
*
22-76 s]
draaitijd na een normaal startcommando
(Start/Jog/Vasthouden). Een normaal
stopcommando zal worden genegeerd totdat
de ingestelde tijd is verstreken. De teller zal
beginnen met tellen na een normaal
startcommando (Start/Jog/Vasthouden).
De timerfunctie zal worden onderdrukt door
een Vrijloopcommando (geïnverteerd) of een
Extern vergrendelcommando.
NB
Werkt niet in cascademodus.
3.20.7 22-8* Flowcompensatie
Het kan voorkomen dat een druktransductor niet op enige
afstand in het systeem kan worden geplaatst, maar enkel
dicht bij de ventilator/pompuitlaat. Flowcompensatie is
gebaseerd op het aanpassen van het setpoint op basis van
de uitgangsfrequentie, die bijna proportioneel is met de
stroming, waardoor hogere verliezen bij hogere stromings-
snelheden worden gecompenseerd.
H
(vereiste druk) is het setpoint wanneer de
ONTWERP
frequentieomvormer werkt op basis van een (PI-)regeling
met terugkoppeling en wordt ingesteld op dezelfde wijze
als voor werking met terugkoppeling zonder flowcom-
pensatie.
Het wordt aanbevolen om gebruik te maken van slipcom-
pensatie en tpm als eenheid in te stellen.
®
VLT
HVAC Drive Programmeerhandleiding
MG.11.CD.10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Afbeelding 3.54
NB
Wanneer flowcompensatie wordt toegepast bij gebruik van
de cascaderegelaar (parametergroep 25-**) zal het actuele
instelpunt niet afhankelijk zijn van de stroomsnelheid maar
van het aantal pompen dat is ingeschakeld. Zie hieronder:
Afbeelding 3.55
Er zijn twee mogelijke werkwijzen, afhankelijk van het al
dan niet bekend zijn van de snelheid bij het ontwerppunt.
3
3
169