Parameterbeschrijving
Wanneer de slaapmodus actief wordt, verschijnt de tekst
'Slaapstand' op de onderste statusregel van het lokale
bedieningspaneel.
Zie ook het signaal-flowschema in 3.20.1 22-2* Detectie
geen flow.
Er zijn drie manieren om de functie Slaapstand te
gebruiken:
Afbeelding 3.50
1) Systemen waarbij de ingebouwde PI-regelaar wordt
gebruikt voor het regelen van de druk of de temperatuur,
bijv. boostsystemen die een drukterugkoppelingssignaal
vanaf een druktransductor naar de frequentieomvormer
sturen. 1-00 Configuratiemodus moet zijn ingesteld op Met
terugk. en de PI-regelaar moet zijn geconfigureerd voor de
gewenste referentie- en terugkoppelingssignalen.
Voorbeeld: Boostsysteem.
Afbeelding 3.51
Als een situatie zonder stroming wordt gedetecteerd, zal
de frequentieomvormer het druksetpoint verhogen om te
®
VLT
HVAC Drive Programmeerhandleiding
MG.11.CD.10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
zorgen voor een geringe overdruk in het systeem (boost is
in te stellen in 22-45 Boost instelpt).
De terugkoppeling vanaf de druktransductor wordt
bewaakt en wanneer deze druk met een ingesteld
percentage onder het normale setpoint voor druk (Pset) is
gezakt, zal de motor weer aanlopen en wordt de druk
geregeld totdat de ingestelde waarde (Pset) is bereikt.
Afbeelding 3.52
2) In systemen waarbij de druk of de temperatuur wordt
geregeld door een externe PI-regelaar kunnen de reactive-
ringscondities niet worden gebaseerd op terugkoppeling
vanaf de druk/temperatuurtransductor omdat het setpoint
niet bekend is. In het voorbeeld met een boostsysteem is
de gewenste druk, Pset, niet bekend. 1-00 Configura-
tiemodus moet zijn ingesteld op Geen terugk.
Voorbeeld: Boostsysteem.
Afbeelding 3.53
Wanneer een laag vermogen of een lage snelheid wordt
gedetecteerd, wordt de motor gestopt. Het referentie-
signaal (f
) wordt echter nog steeds bewaakt, en vanwege
ref
de lage druk die wordt gecreëerd, zal de regelaar het
referentiesignaal verhogen om de druk te verhogen.
Wanneer het referentiesignaal de ingestelde waarde f
heeft bereikt, zal de motor opnieuw starten.
De snelheid wordt handmatig ingesteld door middel van
een extern referentiesignaal (Externe referentie). De
parameters voor het afstellen van Functie geen flow
(parametergroep 22-3*) moeten zijn ingesteld op de
standaardwaarde.
3
3
wake
165