Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Danfoss VLT HVAC Drive Series Programmeerhandleiding pagina 162

Verberg thumbnails Zie ook voor VLT HVAC Drive Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

Parameterbeschrijving
NB
Zorg er bij pompsystemen voor dat de ingestelde
minimumsnelheid in 4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM] of
4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz] hoog genoeg is voor
detectie, aangezien de pomp ook kan draaien op een
tamelijk hoge snelheid wanneer alle kleppen gesloten zijn.
Drogepompdetectie:
Detectie geen flow kan ook worden gebruikt om te
detecteren of de pomp drooggelopen is (laag energie-
verbruik – hoge snelheid). Kan worden gebruikt in
combinatie met de ingebouwde PI-regelaar of een externe
PI-regelaar.
De conditie voor een drogepompsignaal:
-
Energieverbruik lager dan het niveau bij geen
stroming
en
-
Pomp draaiend op maximumsnelheid of
maximumreferentie zonder terugkoppeling,
afhankelijk van welke van deze het laagst is.
Het signaal moet actief zijn gedurende een bepaalde tijd
(22-27 Drogepompvertr.) voordat de geselecteerde actie
wordt uitgevoerd.
Mogelijke acties om te selecteren (22-26 Drogepomp-
functie):
-
Waarsch.
-
Alarm
Detectie laag verm. moet zijn ingeschakeld (22-23 Functie
geen flow) en in bedrijf zijn gesteld (parametergroep 22-3*
Verm.aanp. geen flow).
22-20 Laag verm. autosetup
Start de autosetup voor het afstellen van gegevens voor het
vermogen bij geen flow.
Option:
Functie:
[0]
Uit
*
[1]
Ingesch. Wanneer deze parameter is ingesteld op Ingesch.
wordt een autosetupprocedure geactiveerd,
waarbij de snelheid automatisch wordt ingesteld
op circa 50 en 85% van het nominale motortoe-
rental (4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM],
4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]). Bij deze twee
snelheden wordt het energieverbruik automatisch
gemeten en opgeslagen.
Voordat u autosetup inschakelt:
1.
Sluit de klep(pen) om een situatie
zonder flow te creëren.
2.
De frequentieomvormer moet worden
ingesteld op Geen terugk. (1-00 Configu-
ratiemodus).
Het is belangrijk om ook 1-03 Koppelka-
rakteristiek in te stellen.
®
VLT
HVAC Drive Programmeerhandleiding
MG.11.CD.10 – VLT® is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
NB
Autosetup moet worden uitgevoerd wanneer het systeem
de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt!
NB
Het is belangrijk dat 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM] of
4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] is ingesteld op de max.
bedrijfssnelheid van de motor!
Het is belangrijk om de Autosetup uit te voeren voordat u
de ingebouwde PI-regelaar configureert, aangezien de
instellingen zullen worden gereset wanneer de instelling in
1-00 Configuratiemodus wordt gewijzigd van Met terugk.
naar Geen terugk.
NB
Voer de fijnafstelling uit met de instellingen in 1-03 Koppel-
karakteristiek die ook na de fijnafstelling gewenst zijn.
22-21 Detectie laag verm.
Option:
Functie:
[0]
Uitgesch.
*
[1]
Ingesch.
Wanneer deze parameter is ingesteld op Ingesch.
moet de functie Detectie laag verm. worden
ingeschakeld om de parameters in groep 22-3*
voor een juiste werking in te stellen!
22-22 Detectie lage snelh.
Option:
Functie:
[0]
Uitgesch.
*
[1]
Ingesch.
Selecteer Ingesch. om te detecteren wanneer de
motor werkt op de snelheid die is ingesteld in
4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM] of
4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz].
3
3
161

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave