4.2
Klantenservice
4.2.1 Standaarduitvoering
Remmen
1
Controleren of de remmen werken.
2
Luchtspleet van de magneetrem controleren.
Elektrische installatie
1
Controleren of de indicatie- en bedieningselementen werken.
Alarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de
2
gebruikshandleiding controleren.
3
Controleren of de zekeringen de juiste waarde hebben.
Elektrische bedrading op beschadiging [beschadigde isolatie,
4
aansluitingen] controleren. Controleren of de aansluitingen van de
kabels vastzitten.
5
Controleren of de microschakelaar werkt, indien nodig instellen.
6
Schakelrelais en/of relais controleren.
7
Framesluiting controleren.
8
Kabel- en motorbevestiging controleren.
Koolborstels controleren, indien nodig vervangen. Aanwijzing: bij het
9
vervangen van de koolborstels de motor met perslucht reinigen.
10
Controleren of de NOODUIT-schakelaar werkt.
Voeding
1
Batterij en batterijcomponenten controleren.
Controleren of de aansluitingen van de batterijkabels vastzitten,
2
indien nodig polen invetten.
3
Zuurdichtheid en spanning van de batterij controleren.
4
Controleren of de batterijstekker werkt, niet is beschadigd en vastzit.
Rijden
1
Drijfwerk controleren op geluiden en lekkages
2
Wiellagers en wielbevestiging controleren.
3
Wielen controleren op slijtage en beschadigingen.
4
Lagers en bevestiging van rijaandrijving controleren.
5
Aanwijzing: Transmissieolie na 10000 bedrijfsuren verversen.
88
W A B C
t
t
W A B C
t
t
t
t
t
t
t
t
t
t
W A B C
t
t
t
t
W A B C
t
t
t
t