4.2.4 Langzaam rijden
VOORZICHTIG!
Wanneer u de knop „Langzaam rijden" (7) indrukt, moet u bijzonder goed opletten.
De rem wordt pas na het loslaten van de knop „Langzaam rijden" geactiveerd.
In gevarensituaties remt u het interne transportmiddel door de knop „Langzaam
rijden" (7) en de rijschakelaars (57) onmiddellijk los laten.
Een remwerking volgt bij „Langzaam rijdent" uitsluitend remmen via de
tegenstroomrem (rijregelaar (57).
U kunt het interne transportmiddel met verticaal staande dissel (9) verrijden
(bijvoorbeeld in nauwe ruimten / lift):
Langzaam rijden inschakelen
Werkwijze
• Knop (7) „Langzaam rijden" drukken.
• Rijschakelaar (57) in de gewenste rijrichting (V of R) bedienen.
De rem wordt gelost. Het interne transportmiddel rijdt in de stand langzaam rijden.
Langzaam rijden uitschakelen
Werkwijze
• Knop (7) "langzaam rijden" loslaten.
In het bereik "B" activeert de rem en het interne transportmiddel stopt.
In het bereik "F" rijdt het interne transportmiddel verder met langzaam rijden.
• Rijschakelaar (57) loslaten.
Het langzaam rijden wordt beëindigd en de rem activeert. Daarna kan het interne
transportmiddel weer met normale snelheid worden gereden.
57