8. Slangen op batterij aansluiten
Het aansluiten van de slangen op de afzonderlijke vuldoppen dient langs de aanwe-
zige elektrische schakeling te worden uitgevoerd. Veranderingen mogen niet worden
uitgevoerd.
9. Bedrijfstemperatuur
De grenstemperatuur voor het bedrijf van tractiebatterijen is vastgelegd bij 55° C. Een
overschrijding van deze temperatuur kan schade aan de batterij veroorzaken. De vul-
systemen voor batterijen mogen binnen een temperatuurbereik van > 0 °C tot max.
55° C worden gebruikt.
ATTENTIE:
Batterijen met automatische EXIDE-water-bijvulsystemen mogen uitsluitend in
ruimten met temperaturen van > 0° C worden opgeslagen (anders gevaar voor
bevriezing van het systeem).
9.1 Diagnoseopening
Om de probleemloze meting van zuurdichtheid en temperatuur mogelijk te maken,
beschikken de bijvulsystemen over een diagnoseopening met een Ø van 6,5 mm
Aquamatic-vuldop en 7,5 mm BFS-vuldop.
9.2 Vlotter
Naar gelang de cellenuitvoering en het type worden verschillende vlotters gebruikt.
9.3 Reiniging
De reiniging van de vuldopsystemen dient uitsluitend met water te worden uitgevo-
erd. Er mogen geen onderdelen van de vuldoppen met oplosmiddelen of zeep in aan-
raking komen.
10. Accessoires
10.1 Stromingsindicator
Voor de bewaking van het vulproces kan vanaf de batterij in de watertoevoer een
stromingsindicator worden ingebouwd. Bij het vullen wordt het schoepenwieltje door
het doorstromende water gedraaid. Na beëindiging van het vulproces komt het wieltje
tot stilstand waardoor het einde van het vulproces wordt aangegeven (artikelnr.
50219542).
10.2 Vuldoplichter
Voor de demontage van de vuldoppensystemen mag alleen het bijbehorende specia-
le gereedschap (vuldoppenlichter) worden gebruikt. Om beschadigingen aan de vul-
doppensystemen te voorkomen, dient het eruit wrikken van de vuldoppen met de
grootste zorgvuldigheid te gebeuren.
11