4. Vullen (handmatig/automatisch)
Het vullen van de batterijen met accuwater dient bij voorkeur vlak voor het beëindigen
van het volladen van de accu's te gebeuren. Hierbij dient zeker gesteld te zijn dat het
bijgevulde water met de elektrolyt wordt vermengd. Bij normaal gebruik is het in prin-
cipe voldoende om eenmaal wekelijks water bij te vullen.
5. Aansluitdruk
De bijvulinstallatie dient zo te worden gebruikt dat een waterdruk in de waterleiding
van 0,3 bar tot 1,8 bar aanwezig is. Het Aquamatic-systeem heeft een werkdrukbe-
reik van 0,2 bar tot 0,6 bar. Het BFS-systeem heeft een werkdrukbereik van 0,3 bar
tot 1,8 bar. Afwijkingen van het werkdrukbereik beïnvloedt het correct functioneren
van de systemen. Dit brede werkdrukbereik maakt drie vulmethoden mogelijk.
5.1 Valwater
Naar gelang welk vulsysteem er wordt gebruikt, dient de hoogte van de voorraadtank
te worden gekozen. Aquamatic-systeem plaatsingshoogte 2 m tot 6 m en het BFS-
systeem plaatsingshoogte 3 m tot 18 m boven het batterijoppervlak.
5.2 Drukwater
Instelling van het drukverminderingsventiel Aquamatic-systeem 0,2 bar tot 0,6 bar.
BFS-systeem 0,3 bar tot 1,8 bar.
5.3 Vulwagen (ServiceMobil)
De in de voorraadtank van het ServiceMobil aanwezige dompelpomp zorgt voor de
nodige vuldruk. Er mag tussen de positie van het ServiceMobil en de positie van de
batterij geen hoogteverschil bestaan.
6. Vulduur
De vulduur van de batterijen is afhankelijk van de gebruiksvoorwaarden van de accu,
van de omgevingstemperaturen en van de vulmethode resp. de vuldruk. De vultijd
bedraagt ca. 0,5 tot 4 minuten. De watertoevoer dient na beëindiging van het hand-
matige vullen van de batterij te worden losgekoppeld.
7. Waterkwaliteit
Voor het vullen van de batterijen mag uitsluitend bijvulwater worden gebruikt dat
m.b.t. de kwaliteit aan DIN 43530 deel 4 moet voldoen. De bijvulinstallatie (voorraad-
tank, buisleidingen, ventielen enz.) mogen volstrekt geen vervuilingen bevatten die
het correct functioneren van de Aquamatic-/BFS-vuldop nadelig zouden kunnen
beïnvloeden. Uit veiligheidsoverwegingen dient het aanbeveling om in de hoofdtoe-
voerleiding van de batterij een filterelement (optie) met een max. doorlaat van 100 tot
300 µm in te bouwen.
10