4.2.5 Sturen
Werkwijze
• Zwenk (9) de dissel naar links of rechts.
Het interne transportmiddel wordt in de gewenste richting gestuurd.
Z
Optioneel: Elektrische besturing.
4.2.6 Remmen
Het remgedrag van het interne transportmiddel hangt in belangrijke mate af van de
toestand van de rijweg. De bestuurder moet daar rekening mee houden in zijn
rijgedrag.
Het interne transportmiddel kan op drie manieren worden afgeremd:
– met de bedrijfsrem
– Met de tegenstroomrem (rijschakelaar)
– met de generatorische rem (uitlooprem)
VOORZICHTIG!
In gevaarlijke situaties de dissel in de remstand zetten.
Remmen met de bedrijfsrem
Werkwijze
• Neig de (9) naar boven of onderen in één van de
rembereiken (B).
Z
Het interne transportmiddel wordt eerst met de
motorrem afgeremd. Pas wanneer de rem niet de
vereiste afremming bereikt, wordt de mechanische
rem bijgeschakeld.
Het interne transportmiddel wordt met maximale vertraging afgeremd en de
bedrijfsrem wordt geactiveerd.
Remmen met de tegenstroomrem
Werkwijze
• Tijdens het rijden kunt u de rijschakelaar (57) omschakelen in de andere richting.
Het interne transportmiddel wordt door tegenstroom afgeremd totdat hij in de andere
richting begint te rijden.
Remmen met de motorrem
Werkwijze
• Wanneer de rijrichtingschakelaar in de 0-stand staat, wordt het interne
transportmiddel afgeremd met energieterugwinning.
58
57
57