12.5
Basisafstelling bodemkleppen
1. Maak de zaadkast en het zaaihuis leeg (zie
hoofdstuk Zaadkast en zaaihuis leegmaken,
op pagina 141).
2. Controleer of de bodemkleppen (Afb. 187/1)
makkelijk bewegen.
3. Plaats de bodemklephendel in gat 1 en
borg deze (zie hoofdstuk "Bodemkleppen",
op pagina 103).
4. Controleer, of de voorgeschreven afstand
"A" in elk zaaihuis klopt. Hierbij moet het te
controleren zaaiwiel met de hand op de
zaaias worden gedraaid.
De afstand "A" (Afb. 187) tussen bodemklep en
zaaiwiel bedraagt 0,1 mm tot 0,5 mm.
5. Met de bout (Afb. 187/2) de
voorgeschreven afstand instellen.
AD03 BAH0008-5 09.10
Reinigen, service en onderhoud
Afb. 187
149