Storingen
11.2
Verschil tussen de ingestelde en daadwerkelijke hoeveelheid
uitgezaaid zaad
144
Constateert u verschillen tussen de ingestelde hoeveelheid uitgezaaid
zaad bij de afdraaiproef en de daadwerkelijke hoeveelheid uitgezaaid
zaad op het veld, lees dan het onderstaande:
Bij nieuwe machines verandert het oppervlak van het zaaihuis,
de bodemkleppen en de zaaiwielen door afzettingen van
ontsmettingsmiddelen. Hierdoor kan het zaaigoed anders
stromen en de hoeveelheid uitgezaaid zaad veranderen.
Na twee tot drie zaadkastvullingen hebben de
ontsmettingsmiddelen zich afgezet en ontstaat er een
evenwichtstoestand. De hoeveelheid uitgezaaid zaad verandert
dan niet meer.
Bij het zaaien van nat ontsmet zaad kunnen er verschillen
ontstaan tussen ingestelde en daadwerkelijke hoeveelheid
uitgezaaid zaad als de tijd tussen ontsmetting en zaaien minder
is dan 1 week (aanbevolen wordt een periode van 2 weken).
Bij verkeerd ingestelde bodemkleppen kan een
ongecontroleerde uitstroom van zaaigoed (extra hoeveelheid)
tijdens het uitzaaien ontstaan. De basisafstelling van de
bodemkleppen moet daarom elk halfjaar resp. vóór elke
zaaiperiode worden gecontroleerd (zie hoofdstuk "Basisafstelling
bodemkleppen", op pagina 149).
De slip van het stapwiel kan tijdens het werk veranderen,
bijvoorbeeld als u van lichte grond op zware grond komt. Dan
moet het aantal slingeromwentelingen van het wiel ter bepaling
van de stand van de aandrijving opnieuw worden vastgelegd.
Hiervoor moet op het veld 250 m
betekent bij een machine met:
2,50 m werkbreedte = 100,0 m af te leggen afstand
3,00 m werkbreedte = 83,3 m af te leggen afstand
3,50 m werkbreedte = 72,9 m af te leggen afstand
4,00 m werkbreedte = 62,5 m af te leggen afstand
Tel het aantal wielomwentelingen bij het rijden van de
meetafstand. Voer een afdraaiproef uit met het bepaalde aantal
wielomwentelingen (zie hoofdstuk "Hoeveelheid uit te zaaien
zaad instellen met afdraaiproef", op pagina 106).
2
worden afgemeten. Dit
AD03 BAH0008-5 09.10