I BEDIENINGSELEMENTEN
P: Parkeren
In de parkeerstand wordt de ver-
snellingsbak vergrendeld om te
helpen voorkomen dat het voertuig
beweegt.
WAARSCHUWING
Gebruik de PARKEER-stand (P)
altijd wanneer het voertuig niet
in gebruik is. Als de schakelhen-
del niet in de P (PARKEER-
stand) staat, kan het voertuig
bewegen.
R: Achteruit
In de stand achteruit kan het voer-
tuig achteruit rijden.
OPMERKING: In achteruit is het
toerental van de motor beperkt,
waardoor dus ook de snelheid van
het voertuig in achteruit beperkt is.
WAARSCHUWING
Als u in achteruit een helling
afrijdt, kunt u de ingestelde
snelheidslimiet in achteruit toch
overschrijden door de zwaarte-
kracht.
Neutraal
De neutrale stand schakelt de ver-
snellingsbak uit.
WAARSCHUWING
Gebruik de PARKEER-stand (P)
altijd wanneer het voertuig niet
in gebruik is. Als de schakelhen-
del in N (NEUTRAAL) staat, kan
het voertuig bewegen.
Hoog toerental (Vooruit)
In deze stand wordt het overbren-
gingsmechanisme in een hoge
versnelling geschakeld. Dit is het
toerentalbereik voor normaal rijden.
84
In deze stand kan het voertuig zijn
maximumsnelheid bereiken.
Laag toerental (Vooruit)
In deze stand wordt het overbren-
gingsmechanisme in een lage ver-
snelling geschakeld. In deze stand
kan het voertuig traag rijden met
een maximaal koppel op de wielen.
OPMERKING
toerental om een trailer te trek-
ken, zware ladingen te dragen,
over hindernissen te rijden of een
helling op of af te rijden.
9) Snelheidsbegrenzer
(indien aanwezig)
De modellen met ABS zijn tevens
voorzien van een snelheidsbegren-
zer.
WAARSCHUWING
Als u een helling afrijdt, kunt u
de ingestelde snelheidslimiet
toch overschrijden door de
zwaartekracht.
Raadpleeg de juiste MULTIFUNCTI-
ONELE METER voor uw voertuig
voor details en de juiste werking.
De snelheidsbegrenzer reguleert
alleen de gasklep en activeert het
remsysteem niet.
WAARSCHUWING
De snelheidslimiet kan tijdelijk
worden gedeactiveerd door
volgas te geven. Er zal een
plotselinge vermogenstoename
en versnelling optreden. Rijd
voorzichtig en zorg ervoor dat
er geen obstakels in uw omge-
ving zijn bij het gebruik van
volgas. Geef geen volgas voor
of in een bocht of bij het heuvel-
opwaarts rijden.
Gebruik het lage