1. Motorstartknop
2. Motorstopschakelaar
3. Schakelaar noodknipperlichten
4. Ophefknop (en DPS-modi, indien aanwe-
zig)
5. Dimlichtschakelaar
6. Richtingaanwijzerschakelaar
7. Claxonknop
Motorstartknop
Houd de knop ingedrukt om de
motor te starten.
Laat de knop onmiddellijk los zodra
de motor is gestart.
OPMERKING: Om de motor te
starten moet de contactschakelaar
in de stand AAN of AAN met licht
staan en moet de motorstopknop
op AAN (omhoog) staan.
Motorstopschakelaar
Deze schakelaar dient om de motor
stil te leggen en als noodstopknop.
Om de motor te stoppen zet u de
motorstopschakelaar in de STOP-
stand.
Schakelaar noodknipperlichten
De schakelaar neerduwen om de
noodknipperlichten in te schakelen.
De schakelaar omhoog trekken om
de noodknipperlichten uit te scha-
kelen.
De noodknipperlichten gebruiken
alle richtingaanwijzers tegelijkertijd.
Deze dienen te worden gebruikt
wanneer het voertuig stationair
draait om aan te duiden dat het
voertuig tijdelijk het verkeer hin-
dert.
OPMERKING: De noodknipperlich-
ten kunnen zelfs bij een uitgescha-
keld elektrisch systeem functione-
ren.
I BEDIENINGSELEMENTEN
81