II ONDERHOUDSPROCEDURES
Laat de motor op zijn normale be-
drijfstemperatuur komen.
Zet het voertuig op een vlak opper-
vlak.
Verwijder de peilstok.
Maak de plaats rond de olieaftap-
plug schoon.
Zet een opvangbak onder de olieaf-
tapplug.
Schroef de olieaftapplug los.
1. Afvoerplug
Wacht lang genoeg zodat alle olie
uit de oliefilter kan lekken.
Vervang de oliefilter. Zie OLIEFIL-
TER in dit hoofdstuk.
Vervang de pakking van de aftap-
plug.
Maak de plaats voor de pakking op
de motor en de olieaftapplug
schoon en breng de plug weer aan.
Vul de motor tot het juiste niveau
met de aanbevolen olie.
Raadpleeg de SPECIFICATIES voor
het olievolume.
Start de motor en laat hem enkele
minuten stationair draaien.
Controleer of er geen lekkage is ter
hoogte van de oliefilter en de olie-
aftapplug.
Stop de motor.
Wacht even tot de olie is doorge-
stroomd naar het carter en contro-
leer het oliepeil.
Vul bij indien nodig.
Verwijder de oude olie volgens de
plaatselijke milieuvoorschriften.
122
3) Oliefilter
Vervanging oliefilter
Verwijder de rechtermotorkap.
Schroef het oliefilterdeksel los.
1. Oliefilterschroef
2. Oliefilterdeksel
3. O-ring
4. Oliefilter
OPMERKING
Let erop dat de O-
ring tijdens het plaatsen van het
filter en het deksel niet beklemd
raakt.
Verwijder de oliefilter en vervang
deze door een nieuwe.
Plaats een NIEUWE O-ring op het
oliefilterdeksel.
Plaats het nieuwe filter op het filter-
deksel.
Smeer de O-ring en het uiteinde
van de filter met motorolie.
Schroef het oliefilterdeksel vast.
Draai de schroeven van het oliefil-
terdeksel vast volgens de aanbevo-
len specificaties.
AANDRAAIMOMENT
Schroeven van het
oliefilterdeksel
Wis eventueel gemorste olie van
de motor.
10 Nm ± 1 Nm