Onverwachte acceleratie kan leiden tot verlies van controle wanneer
de ATV in de achteruit staat.
Hindernissen
Passeer hindernissen op uw weg voorzichtig. Daartoe behoren losse
rotsblokken, omgevallen bomen, gladde oppervlakken, omheiningen, palen,
wallen en laagtes. Vermijd ze zoveel mogelijk. Houd er rekening mee dat
sommige hindernissen te groot of gevaarlijk zijn om over te rijden en beter
ontweken worden. Kleine stenen of omgevallen bomen kunt u veilig
passeren, mits u ze in een hoek van 90° nadert. Ga op de voetsteunen
staan met uw knieën gebogen. Pas uw snelheid aan zonder vaart te ver-
liezen en bedien de gashendel vlot. Houd het stuur stevig vast. Verplaats
uw lichaamsgewicht naar achteren en rijd door. Probeer niet om de
voorwielen van het voertuig van de grond te heffen. Houd er rekening
mee dat het voorwerp misschien glad is of kan verschuiven wanneer u
erover rijdt.
Bergop rijden
Houd hier rekening mee, voordat u een heuvel oprijdt. Het oprijden van
heuvels mag alleen door ervaren bestuurders worden geprobeerd. Begin
met flauwe hellingen. Rijd altijd recht heuvelop en verplaats uw lichaams-
gewicht naar voren, naar de top van de heuvel toe. Houd uw voeten op
de voetsteunen, zet de ATV in een lagere versnelling en versnel voordat
u gaat klimmen. Probeer een vaste snelheid aan te houden en geef niet
teveel gas om versnellen te voorkomen. Abrupte hellingen, variaties in
het terrein of het gaan met een wiel over een obstakel kan een grote in-
vloed op de stabiliteit hebben, omdat dit de voorkant van het voertuig
omhoog tilt, met het risico van omkantelen. Sommige heuvels zijn te stijl
om veilig te kunnen stoppen of te herstellen van een mislukte beklimpo-
ging. Probeer steile hellingen te vermijden. Als u niet voorzichtig bent,
kunt u omkantelen als u heuvelop gaat. Als de heuvel te steil is en u niet
boven geraakt of het voertuig achteruit rolt, rem dan voorzichtig zodat u
niet slipt, en activeer de parkeerrem. Stap af aan de linkerzijde en keer
het voertuig om in een K"-beweging (terwijl u naast het voertuig loopt
aan de bergop-zijde en met één hand aan de rem). Keer de achterkant van
het voertuig dan langzaam naar de heuveltop toe en rijd naar beneden.
Loop en stap altijd af aan de hoger gelegen zijde van de helling en blijf uit
de buurt van het voertuig en de draaiende wielen. Probeer het voertuig
nooit tegen te houden als het begint te kantelen. Blijf uit de buurt. Rijd
niet met hoge snelheid over een heuveltop. Achter de top kunnen er hin-
dernissen of een steile afgrond liggen.
WAARSCHUWING
A) VEILIGHEIDSINFORMATIE
IV RIJDEN MET UW VOERTUIG
55