IV RIJDEN MET UW VOERTUIG
tijd en afstand laten in anticipatie op een manoeuvre, om zo de volledige
controle over het voertuig te kunnen herwinnen voordat het voertuig on-
gecontroleerd wegdraait, is de beste aanpak.
Als u met de ATV over een besneeuwd oppervlak rijdt, wordt door de
turbulentie achteraan het bewegende voertuig sneeuw opgeworpen die
met blootgestelde onderdelen, inclusief draaiende onderdelen zoals
remschijven, in contact kan komen of er zich kan ophopen of smelten.
Water, sneeuw of ijs kunnen een weerslag hebben op de reactietijd van
het remsysteem van uw ATV. Rem vaak, zelfs als dat niet nodig is om de
snelheid van uw voertuig te verlagen, zodat zich zo weinig mogelijk ijs of
sneeuw op de droge remblokken of -schijven kan vastzetten. Door dit te
doen in rijomstandigheden die weinig risico inhouden, test u uw grip op
het oppervlak en blijft u alert voor hoe het voertuig reageert op uw stuur-
impulsen. Houd rempedaal, voetsteunen, vloerplaten, rem- en gashendels
altijd sneeuw- en ijsvrij. Veeg regelmatig de sneeuw van de zitting, hand-
grepen, kop- en achterlichten en reflectoren.
De sneeuw kan rotsen, boomstronken of andere objecten verhullen of
kan zo diep liggen dat het voertuig onbruikbaar is omdat het vast zou ko-
men te zitten of helemaal geen tractie meer zou hebben in de sneeuwbrij.
Kijk ver voor u uit en wees altijd alert voor zichtbare hints die kunnen wijzen
op de aanwezigheid van zulke obstakels. Rijd er in geval van twijfel rond.
Vermijd rijden op bevroren waterpartijen als u nog niet hebt gecontroleerd
of het ijs voldoende sterk is om de ATV, de opzittenden en de lading veilig
te dragen. Vergeet niet dat een bepaalde ijsdikte wel kan volstaan om een
sneeuwscooter te dragen, maar niet voor een ATV van hetzelfde gewicht,
omdat het dragende contactoppervlak van de vier wielen kleiner is dan
dat van een sneeuwscooterrolband en ski's.
Draag voor een maximaal comfort en bescherming tegen bevriezing altijd
beschermende kledij en ATV-uitrusting die aangepast is aan de weersom-
standigheden waaraan u tijdens uw rit zult worden blootgesteld.
Maak er een goede gewoonte van op het einde van de rit alle sneeuw-
en ijsafzettingen van de carrosserie en alle bewegende onderdelen (rem-
men, onderdelen van het besturingssysteem, aandrijflijnen, bedienings-
elementen, radiatorventilator enz.) te verwijderen. Natte sneeuw zal im-
mers aanvriezen tot ijs zodra de motor is afgezet en zal moeilijker te ver-
wijderen zijn bij de volgende inspectie voor het vertrek.
In sneeuw rijden kan het remvermogen verlagen. Verminder op een veilige
manier uw rijsnelheid en voorzie een langere remafstand. Sneeuw kan
zich afzetten op de remonderdelen en op het remregelsysteem. Rem vaak
om te verhinderen dat ijs of sneeuw zich kunnen vastzetten.
Rijden op zand
Rijden op zand, zandduinen of sneeuw is nog een unieke ervaring, waar-
voor u echter enkele elementaire voorzorgen moet nemen. In nat, diep
of fijn zand/sneeuw treedt er tractieverlies op en kan het voertuig gaan
schuiven, kantelen of vastlopen. Zoek in dit geval naar een vastere onder-
grond. Ook in deze situatie dient u te vertragen en uit te kijken voor
moeilijke rijomstandigheden.
60
A) VEILIGHEIDSINFORMATIE