Parameters
5-40 Functierelais
Array (Relais 1 [0], Relais 2 [1])
Selecteer de opties om de functie van de relais in te stellen.
De selectie van elk mechanische relais vindt plaats via een
arrayparameter.
Standaard waarden voor parameter 5–40 Function Relay:
Als parameter 0-03 Regional Settings is ingesteld op [0] Interna-
tionaal, is de standaardwaarde van relais 1 Alarm en is de
standaardwaarde van relais 2 Actief.
4
4
Als parameter 0-03 Regional Settings is ingesteld op [1] Noord-
Amerika, is de standaardwaarde van relais 1 Geen alarm en is de
standaardwaarde van relais 2 Actief.
Option:
[83]
SL dig. uitgang D
[160] Geen alarm
[161] Omgekeerd
draaien
[165] Lokale ref. actief
[166] Externe ref. actief
[167] Startcommando
actief
[168] Handmodus
[169] Automodus
70
®
VLT
DriveMotor FCP 106/FCM 106
Functie:
controlleractie [40] Dig. uitgang C hoog
wordt uitgevoerd. De uitgang wordt
hoog wanneer SL-controlleractie [34]
Dig. uitgang C laag wordt uitgevoerd.
Zie parameter 13-52 SL-controlleractie.
De uitgang wordt hoog wanneer SL-
controlleractie [41] Dig. uitgang D hoog
wordt uitgevoerd. De uitgang wordt
laag wanneer SL-controlleractie [35]
Dig. uitgang D laag wordt uitgevoerd.
De uitgang is hoog als er geen alarm
aanwezig is.
De uitgang is hoog als de frequentiere-
gelaar linksom loopt (het logische
product van de statusbits 'actief' EN
'omkeren').
De uitgang is hoog als
parameter 3-13 Referentieplaats is
ingesteld op [2] Lokaal of als
parameter 3-13 Referentieplaats is
ingesteld op [0] Gekoppeld Hand/Auto
terwijl het LCP in de handmodus staat.
De uitgang is hoog als
parameter 3-13 Referentieplaats is
ingesteld op [1] Extern of [0] Gekoppeld
Hand/Auto terwijl het LCP in de
automodus staat.
De uitgang is hoog als er een actief
startcommando is (d.w.z. via een
digitale-busaansluiting, [Hand On] of
[Auto On]), en er geen stopcommando
actief is.
De uitgang is hoog als de frequentiere-
gelaar in de handmodus staat (zoals
aangegeven door de led boven [Hand
On]).
De uitgang is hoog als de frequentiere-
gelaar in de automodus staat (zoals
aangegeven door de led boven [Auto
On]).
Danfoss A/S © 11/2015 Alle rechten voorbehouden.
5-40 Functierelais
Array (Relais 1 [0], Relais 2 [1])
Selecteer de opties om de functie van de relais in te stellen.
De selectie van elk mechanische relais vindt plaats via een
arrayparameter.
Standaard waarden voor parameter 5–40 Function Relay:
Als parameter 0-03 Regional Settings is ingesteld op [0] Interna-
tionaal, is de standaardwaarde van relais 1 Alarm en is de
standaardwaarde van relais 2 Actief.
Als parameter 0-03 Regional Settings is ingesteld op [1] Noord-
Amerika, is de standaardwaarde van relais 1 Geen alarm en is de
standaardwaarde van relais 2 Actief.
Option:
Functie:
[191] Droge pomp
[192] Einde curve
[193] Slaapstand
De frequentieregelaar/het systeem staat
in de slaapmodus. Zie parametergroep
22-4* Slaapstand.
[194] Broken Belt
Er is een situatie met een defecte band
Function (Functie
gedetecteerd. Activeer deze functie in
Defecte band)
parameter 22-60 Broken Belt Function
(Functie Defecte band).
[196] Brandmodus
De frequentieregelaar werkt in de
brandmodus. Zie parametergroep 24-0*
Brandmodus.
[198] Omv.bypass
Te gebruiken als een signaal voor het
activeren van een externe elektrome-
chanische bypass waarmee de motor
rechtstreeks op het net wordt
geschakeld.
Zie 24-1* Omv.bypass.
[235] Check Valve
Ramping (Aan-/
uitlopen
terugslagklep)
5-41 Aan-vertr., relais
Array [9] (Relais 1 [0], Relais 2 [1], Relais 3 [2], Relais 4 [3], Relais 5
[4], Relais 6 [5], Relais 7 [6], Relais 8 [7], Relais 9 [8])
Range:
Functie:
0.01 s
[0.01 - 600
Stel de vertraging voor de inschakeltijd
*
s]
van het relais in. Het relais wordt alleen
ingeschakeld als de in
parameter 5-40 Functierelais geselecteerde
toestand gedurende de ingestelde tijd
aanhoudt. Selecteer 1 van de beschikbare
interne mechanische relais in een
arrayfunctie. Zie parameter 5-40 Functie-
relais.
MG03N210