Installatie en setup RS485
3.1.2 EMC-voorzorgsmaatregelen
LET OP
Zorg dat relevante nationale en lokale voorschriften,
bijvoorbeeld ten aanzien van aardverbindingen, worden
3
3
nageleefd. Een onjuiste aarding van de kabels kan leiden
tot aantasting van de communicatie en schade aan
apparatuur. Ter vermijding van koppeling van hoogfre-
quente ruis tussen kabels moet de RS485-aansluitkabel
uit de buurt worden gehouden van kabels voor motor en
remweerstand. Gewoonlijk is een afstand van 200 mm
voldoende. Houd een zo groot mogelijke afstand tussen
de kabels aan, vooral wanneer kabels parallel lopen over
lange afstanden. Als kruisen onvermijdelijk is, moet de
RS485-kabel de kabels voor motor en remweerstand
kruisen onder een hoek van 90°.
1
2
90°
1
Veldbuskabel
2
Afstand van minimaal 200 mm
Afbeelding 3.2 Minimumafstand tussen communicatiekabels
en voedingskabels
18
®
VLT
DriveMotor FCP 106/FCM 106
3.1.3 Netwerkaansluiting
LET OP
ISOLATIEVEREISTEN, MH1
Voor stuur- en relaiskaartdraden bedraagt de minimaal
vereiste isolatie 300 V en 75 °C.
LET OP
Afgeschermde kabels met gedraaide paren worden
aanbevolen om de ruis tussen geleiders te beperken.
Danfoss A/S © 11/2015 Alle rechten voorbehouden.
Sluit de frequentieregelaar als volgt aan op het RS485-
netwerk (zie ook Afbeelding 3.3):
1.
Sluit de signaaldraden aan op klem 68 (P+) en
klem 69 (N-) op de hoofdstuurkaart van de
frequentieregelaar.
2.
Sluit de kabelafscherming aan op de
kabelklemmen.
3.
Klem 61 wordt gewoonlijk niet gebruikt. Als er
tussen frequentieregelaars echter een groot
potentiaalverschil bestaat, moet u de afscherming
van de RS485 aansluiten op klem 61. Klem 61 is
voorzien van een RC- lter dat stroomruis op de
kabel elimineert.
61 68 69
GEM. GND
Gemeenschappelijke aarde
P
(P+) positief
N
(N-) negatief
Afbeelding 3.3 Netwerkaansluiting
4.
Stel de DIP-switch op de stuurkaart in op ON om
de RS485-bus af te sluiten en activeer RS485. Zie
Afbeelding 3.4 voor de stand van de DIP-switch.
De fabrieksinstelling voor de DIP-switch is OFF.
MG03N210