Installatie en setup RS485
Modbus RTU-protocol bepaalt de indeling voor de query
van de master door de volgende gegevens aan te leveren:
•
het adres van het apparaat (of de broadcast).
•
een functiecode die de gevraagde actie
de nieert.
•
eventuele te verzenden data.
•
een foutcontroleveld.
Het antwoordbericht van de slave wordt ook gede nieerd
op basis van het Modbus-protocol. Het bevat velden voor
het bevestigen van de uitgevoerde actie, eventuele terug
te zenden data, en een foutcontroleveld. Als bij de
ontvangst van het bericht een fout optreedt, of als de
slave niet in staat is om de gevraagde actie uit te voeren,
zal de slave een foutmelding genereren en die als
antwoord terugzenden. In plaats hiervan kan er ook een
time-out optreden.
3.6.4 Frequentieregelaar met Modbus RTU
De frequentieregelaar communiceert in Modbus RTU-
indeling over de ingebouwde RS485-interface. Modbus RTU
biedt toegang tot het stuurwoord en de busreferentie van
de frequentieregelaar.
Het stuurwoord stelt de Modbus-master in staat om
diverse belangrijke functies van de frequentieregelaar te
besturen.
•
Start.
•
Diverse stops:
Vrijloop.
-
Snelle stop.
-
Stop via DC-rem.
-
Normale (ramp)stop.
-
•
Reset na een uitschakeling (trip).
•
Draaien op diverse vooraf ingestelde toerentallen.
•
Omgekeerd draaien.
•
Wijzigen van de actieve setup.
•
Besturen van het ingebouwde relais van de
frequentieregelaar.
De busreferentie wordt gewoonlijk gebruikt voor een
snelheidsregeling. Het is ook mogelijk om toegang te
krijgen tot deze parameters, deze uit te lezen en, waar
mogelijk, er waarden naartoe te schrijven. Toegang tot
deze parameters biedt een reeks besturingsopties,
waaronder het regelen van het setpoint van de frequentie-
regelaar als gebruik wordt gemaakt van de interne PI-
regelaar.
MG03N210
Programmeerhandleiding
3.7 Netwerkcon guratie
Stel de volgende parameters in om Modbus RTU op de
frequentieregelaar in te schakelen:
Parameter
Parameter 8-30 Protocol
Parameter 8-31 Adres
Parameter 8-32 Baudsnelhei
d
Parameter 8-33 Par./stopbits Even pariteit, 1 stopbit (standaard)
Tabel 3.11 Netwerkcon guratie
3.8 Berichtframingstructuur Modbus RTU
3.8.1 Inleiding
De regelaars zijn ingesteld voor communicatie op het
Modbus-netwerk via de RTU (Remote Terminal Unit)
modus, waarbij elke byte in een bericht twee 4-bits
hexadecimale tekens bevat. De gegevensindeling voor elke
byte wordt aangegeven in Tabel 3.12.
Startb
it
Tabel 3.12 Gegevensindeling voor elke byte
Coderingssysteem
Bits per byte
Foutcontroleveld
Tabel 3.13 Bytegegevens
3.8.2 Berichtenstructuur Modbus RTU
Het zendende apparaat plaatst een Modbus RTU-bericht in
een frame met een bekend start- en eindpunt. Hierdoor
kunnen ontvangende apparaten aan het begin van het
bericht beginnen, het adresgedeelte lezen, bepalen aan
welk apparaat (of alle apparaten bij een broadcastbericht)
het geadresseerd is en herkennen wanneer het bericht
volledig is. Onvolledige berichten worden gedetecteerd en
fouten worden als resultaat gezonden. Tekens voor
Danfoss A/S © 11/2015 Alle rechten voorbehouden.
Instelling
Modbus RTU
1–247
2400–115200
Databyte
Stop/
paritei
t
8-bits binair, hexadecimaal 0-9, A-F. 2
hexadecimale tekens in elk 8-bits veld van
het bericht.
•
1 startbit.
•
8 databits, de minst signi cante bit
wordt het eerst verzonden.
•
1 bit voor even/oneven pariteit; geen bit
voor geen pariteit.
•
1 stopbit bij gebruik pariteit; 2 bits bij
geen pariteit.
Cyclical Redundancy Check (CRC).
3
3
Stop
25