Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Verberg thumbnails Zie ook voor VLT AQUA Drive FC 202:
Inhoudsopgave

Advertenties

Systeemintegratie
3.8.10.3 Start-/stopveld
Berichten starten met een stille periode met een tijdsduur
van minstens 3,5 tekens. Dit wordt geïmplementeerd als
een meervoud van tekenintervallen bij de geselecteerde
baudsnelheid van het netwerk (aangegeven als Start T1-T2-
T3-T4). Het eerste veld dat moet worden verzonden, is het
apparaatadres. Na het laatste verzonden teken volgt een
vergelijkbare periode met een tijdsduur van minstens 3,5
tekens om het einde van het bericht aan te geven. Na
deze periode kan een nieuw bericht beginnen. Het
volledige berichtenframe moet als een continue stroom
worden verzonden. Als voor voltooiing van het frame een
stilte valt met een interval van meer dan 1,5 teken, gooit
het ontvangende apparaat het onvolledige bericht weg en
gaat het ervan uit dat de volgende byte het adresveld van
een nieuw bericht zal bevatten. Als een nieuw bericht
begint binnen een interval van 3,5 tekens na een
voorgaand bericht, gaat het ontvangende apparaat ervan
uit dat dit bericht een vervolg is op het eerdere bericht.
Dit zal een time-out veroorzaken (geen antwoord van de
slave), omdat de waarde in het laatste CRC-veld niet geldig
is voor de gecombineerde berichten.
3.8.10.4 Adresveld
Het adresveld van een berichtenframe bevat 8 bits. Geldige
adressen voor slaveapparaten liggen in het bereik van
0-247 decimaal. De individuele slaveapparaten krijgen
adressen toegewezen in het bereik van 1-247. (0 is
gereserveerd voor de broadcastmodus en wordt door alle
slaves herkend.) Een master adresseert een slave door het
slaveadres in het adresveld van het bericht te plaatsen.
Wanneer de slave zijn antwoord zendt, plaatst hij het eigen
adres in dit adresveld om de master te laten weten welke
slave reageert.
3.8.10.5 Functieveld
Het functieveld van een berichtenframe bevat 8 bits.
Geldige codes liggen in het bereik van 1-FF. Functievelden
worden gebruikt om berichten te verzenden tussen master
en slave. Wanneer een bericht van een master naar een
slaveapparaat wordt verzonden, vertelt het functiecodeveld
de slave wat voor actie hij moet uitvoeren. Wanneer de
slave antwoordt aan de master, gebruikt hij het functieco-
develd om een normaal (foutvrij) antwoord te geven dan
wel aan te geven dat er een fout is opgetreden (uitzonde-
ringsantwoord genoemd). Voor een normaal antwoord
zendt de slave simpelweg de originele functiecode terug.
Voor een uitzonderingsantwoord zendt de slave een code
terug die overeenkomt met de originele functiecode, maar
waarbij het belangrijkste bit op logische 1 is gezet.
Bovendien plaatst de slave een unieke code in het
dataveld van het antwoordbericht. Dit vertelt de master
wat voor type fout is opgetreden of de reden voor de
uitzondering. Zie ook hoofdstuk 3.8.10.10 Door Modbus RTU
MG20N610
Design guide
ondersteunde functiecodes en hoofdstuk 3.8.10.11 Uitzonde-
ringscodes Modbus.
3.8.10.6 Dataveld
Het dataveld wordt opgebouwd met behulp van 2 hexade-
cimale getallen, in het bereik van 00-FF hex. Deze bestaan
uit 1 RTU-teken. Het dataveld van berichten die van een
master naar een slaveapparaat worden gezonden, bevat
aanvullende informatie die de slave moet gebruiken om de
in de functiecode gede nieerde actie uit te voeren. Dit kan
bijvoorbeeld een spoel- of registeradres zijn, het aantal
items dat moet worden afgehandeld of het aantal actuele
databytes in het veld.
3.8.10.7 CRC-controleveld
Berichten bevatten onder meer een controleveld dat werkt
op basis van de Cyclical Redundancy Check (CRC)-
methode. Het CRC-veld controleert de inhoud van het
volledige bericht. Deze controle wordt ook toegepast als
voor afzonderlijke tekens van het bericht al een pariteits-
controlemethode wordt uitgevoerd. De CRC-waarde wordt
berekend door het zendende apparaat, dat de CRC achter
het laatste veld in het bericht plakt. Het ontvangende
apparaat berekent opnieuw een CRC tijdens de ontvangst
van het bericht en vergelijkt de berekende waarde met de
actuele waarde die werd ontvangen in het CRC-veld. Als de
2 waarden niet gelijk zijn, volgt een bustime-out. Het
controleveld bevat een 16-bits binaire waarde die wordt
geïmplementeerd als twee 8-bits bytes. Wanneer dit wordt
gedaan, wordt eerst de lage byte van het veld aangeplakt,
gevolgd door de hoge byte. De hoge byte van de CRC is
de laatste byte die in het bericht wordt verzonden.

3.8.10.8 Adressering spoelregister

In Modbus zijn alle gegevens georganiseerd in spoelen en
registers. Een spoel kan één bit bevatten, terwijl een
register een woord van 2 bytes (16 bits) kan bevatten. Alle
data-adressen in Modbus-berichten worden berekend
vanaf nul. De eerste keer dat een data-item voorkomt,
wordt hieraan nummer 0 toegewezen. Bijvoorbeeld: de
spoel die bekend is als spoel 1 in een programmeerbare
regelaar, wordt geadresseerd als het adresveld van een
Modbus-bericht. Spoel 127 decimaal wordt geadresseerd als
spoel 007E hex (126 decimaal).
Register 40001 wordt geadresseerd als register 0000 in het
data-adresveld van het bericht. Het functiecodeveld
de nieert al een registeractie. Daarom is de 4XXXX-
referentie impliciet. Register 40108 wordt geadresseerd als
register 006B hex (107 decimaal).
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
3
3
89

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave