Toepassingsvoorbeelden
dan 50% is. De totale pompcapaciteit wordt bepaald door
de capaciteit van de hoofdpomp plus de capaciteiten van
de pompen met vast toerental.
Beheer bandbreedte
Om frequent schakelen van pompen met vast toerental te
voorkomen, wordt in systemen met cascaderegeling de
gewenste systeemdruk niet op een bepaald niveau maar
binnen een bepaalde bandbreedte gehouden. De staging-
bandbreedte bepaalt de vereiste bandbreedte voor deze
bedrijfsmodus. Wanneer er een grote en snelle wijziging in
de systeemdruk optreedt, zal de onderdrukkingsband-
breedte de stagingbandbreedte onderdrukken om een
onmiddellijke reactie op een kortstondige drukwijziging te
voorkomen. Er kan een timer voor het onderdrukken van
de bandbreedte worden geprogrammeerd om gefaseerd
in- en uitschakelen te voorkomen totdat de systeemdruk
weer stabiel is en een normale regeling weer mogelijk is.
Wanneer de cascaderegelaar is ingeschakeld en de
frequentieomvormer een alarm met uitschakeling (trip)
geeft, wordt de opvoerhoogte van het systeem
gehandhaafd door de pompen met vast toerental
gefaseerd in en uit te schakelen. Om frequent in- en
uitschakelen te voorkomen en drukschommelingen tot een
minimum te beperken, wordt in plaats van de staging-
bandbreedte een grotere bandbreedte voor vaste
toerentallen gebruikt.
4.3.3 Pompstaging met wisselende
hoofdpomp
Als wisseling van de hoofdpomp is ingeschakeld, kunnen
maximaal 2 pompen worden bestuurd. Na een wissel-
commando stopt de PID-regelaar en loopt de hoofdpomp
aan tot de minimumfrequentie (f
vertraging tot de maximumfrequentie (f
toerental van de hoofdpomp de destagingfrequentie
bereikt, wordt de pomp met vast toerental uitgeschakeld
(destaging). De hoofdpomp blijft aanlopen en loopt
vervolgens uit tot stop, waarna de 2 relais worden
uitgeschakeld.
Afbeelding 4.10 Wisseling hoofdpomp
MG20N610
Design guide
) en vervolgens na een
min
). Wanneer het
max
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
Na een tijdsvertraging schakelt het relais voor de pomp
met vast toerental in (staging) en wordt deze pomp de
nieuwe hoofdpomp. De nieuwe hoofdpomp loopt aan tot
het maximale toerental en vervolgens uit tot het minimale
toerental. Wanneer bij het uitlopen de stagingfrequentie
wordt bereikt, wordt de oude hoofdpomp gefaseerd
ingeschakeld op het net en gaat deze werken als de
nieuwe pomp met vast toerental.
Als de hoofdpomp gedurende een vooraf ingestelde tijd
heeft gedraaid op de minimumfrequentie (f
ook een pomp met vast toerental actief is, levert de
hoofdpomp nauwelijks een bijdrage aan het systeem.
Wanneer de geprogrammeerde waarde van de timer wordt
bereikt, wordt de hoofdpomp verwijderd, waardoor
problemen met wateropwarming worden voorkomen.
4.3.4 Systeemstatus en bediening
Als de hoofdpomp in de slaapmodus gaat, wordt de
functie aangegeven op het LCP. Het is mogelijk om de
hoofdpomp te laten wisselen op basis van een slaapmo-
dusconditie.
Als de cascaderegelaar is ingeschakeld, wordt de bedrijfs-
status van elke pomp en van de cascaderegelaar op het
LCP weergegeven. De volgende informatie wordt onder
meer weergegeven:
•
Pompstatus is een uitlezing van de status van de
relais die aan elke pomp zijn toegewezen. Het
display laat zien welke pomp is uitgeschakeld, uit
staat, via de frequentieomvormer draait of via het
net/de motorstarter draait.
•
Cascadestatus is een uitlezing van de status van
de cascaderegelaar. Het display laat zien of de
cascaderegelaar is uitgeschakeld, alle pompen
uitstaan, een noodsituatie alle pompen heeft
gestopt, alle pompen draaien, pompen met vast
toerental gefaseerd worden in-/uitgeschakeld en
of er wisseling van de hoofdpomp plaatsvindt.
•
Destaging bij geen ow zorgt ervoor dat alle
pompen met vast toerental afzonderlijk worden
gestopt totdat de status Geen ow verdwijnt.
4
4
) terwijl er
min
109