Systeemintegratie
aanbevelingen op voor optimale prestaties en een
maximale levensduur van de apparatuur.
•
Hoewel de frequentieomvormer kan werken bij
temperaturen tot -10 °C, is een juiste werking bij
nominale belasting enkel gegarandeerd bij
3
3
temperaturen van 0 °C en hoger.
•
Overschrijdt de maximumtemperatuur niet.
•
De levensduur van elektronische componenten
neemt met 50% af voor elke 10 °C bij gebruik
boven de ontwerptemperatuur.
•
Ook apparaten met een beschermingsklasse van
IP 54, IP 55 of IP 66 moeten voldoen aan de
gespeci ceerde omgevingstemperatuurbereiken.
•
Aanvullende klimaatregeling van de kast of instal-
latieplek kan noodzakelijk zijn.
3.1.3 Koeling
Frequentieomvormers dissiperen vermogen in de vorm van
warmte. Volg de volgende aanbevelingen voor e ectieve
koeling van de eenheid op.
•
De maximale luchttemperatuur die de behuizing
ingaat, mag nooit hoger zijn dan 40 °C (104 °F).
•
De gemiddelde etmaaltemperatuur mag niet
hoger zijn dan 35 °C (95 °F).
•
Monteer de eenheid zodanig dat er voldoende
luchtstroming mogelijk is om de koelribben te
koelen. Zie hoofdstuk 3.6.1 Vrije ruimte voor de
juiste vrije ruimte bij montage.
•
Houd aan de voor- en achterzijde een minimale
vrije ruimte aan voor luchtkoeling. Zie de
bedieningshandleiding voor de exacte installatie-
vereisten.
3.1.3.1 Ventilatoren
De frequentieomvormer heeft ingebouwde ventilatoren om
te zorgen voor optimale koeling. De hoofdventilator
forceert de luchtstroom langs de koelribben op het
koellichaam en koelt zo de interne lucht. Bij bepaalde
vermogensklassen is dicht bij de stuurkaart een kleine
secundaire ventilator gemonteerd, die ervoor zorgt dat de
interne lucht circuleert, om warmteophoping te
voorkomen.
De hoofdventilator wordt geregeld door de interne
temperatuur in de frequentieomvormer en het toerental
neemt geleidelijk toe met de temperatuur. Dit beperkt de
ruis en verlaagt het energieverbruik wanneer de noodzaak
laag is, en zorgt voor maximale koeling wanneer dit nodig
is. De ventilatorbesturing kan via 14-52 Ventilatorreg.
worden aangepast aan elke toepassing, en biedt ook
bescherming tegen de negatieve e ecten van koelen in
40
®
VLT
AQUA Drive FC 202
koude klimaten. In geval van overtemperatuur in de
frequentieomvormer worden de schakelfrequentie en het
schakelpatroon gereduceerd. Zie hoofdstuk 5.1 Reductie
voor meer informatie.
3.1.3.2 Berekening van de vereiste
De luchtstroom die nodig is voor het koelen van de
frequentieomvormer, of van meerdere frequentieom-
vormers in één kast, kan als volgt worden berekend:
De berekening wordt uitgedrukt door de formule:
V =
waarbij
V = luchtstroom in m³/h
f = factor in m³ x K/Wh
Q = over te dragen warmte in W
T
T
f = cp x ρ (soortelijke warmte van lucht x dichtheid van
lucht)
LET OP
Soortelijke warmte van lucht (cp) en dichtheid van lucht
(ρ) zijn geen constanten, maar zijn afhankelijk van
temperatuur, vochtigheidsgraad en atmosferische druk.
Daarom zijn ze afhankelijk van de hoogte boven
zeeniveau.
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
luchtstroming voor het koelen van
de frequentieomvormer
1.
Bepaal het vermogensverlies bij het maximale
uitgangsvermogen voor alle frequentieomvormers
aan de hand van de gegevenstabellen in
hoofdstuk 7 Speci caties.
2.
Tel hierbij de vermogensverlieswaarden op van
alle frequentieomvormers die op hetzelfde
moment kunnen werken. De totale som is de
warmte Q die moet worden overgedragen.
Vermenigvuldig het resultaat met de factor f, die
te vinden is in Tabel 3.1. Voorbeeld: f = 3,1 m³ x
K/Wh op zeeniveau.
3.
Bepaal de hoogste temperatuur van de lucht die
de behuizing ingaat. Trek deze temperatuur af
van de vereiste temperatuur in de behuizing,
bijvoorbeeld 45 °C (113 °F).
4.
Deel het totaal van stap 2 door het totaal van
stap 3.
f x Q
− T
T
i
A
= temperatuur in de behuizing in °C
i
= omgevingstemperatuur in °C
A
MG20N610