Storingsmeldingen
Storingsnum-
Gedrag van de installatie
mer op het dis-
play
F.361
Brander op storing
F.365
Brander op storing
F.366
Brander op storing
F.367
Brander op storing
F.368
Brander geblokkeerd
F.369
Brander op storing
F.370
Brander op storing
F.371
Brander op storing
(vervolg)
Storingsoorzaak
Vlamsignaal is bij brander-
start niet aanwezig of te
laag.
Retourmelding relaiscon-
tact gasklep niet plausibel
Stroomvoorziening van de
gasklep schakelt niet uit.
Stroomvoorziening van de
gasklep schakelt niet uit.
Fout gasdrukbewaker.
Verplichte verluchtingstijd
verstreken.
Vlamverlies direct na
vlamvorming (tijdens de
beveiligingstijd).
Brandstofklep of modula-
tieklep sluit niet.
Ventilatortoerental te laag
Storingen oplossen
Maatregel
Ionisatie-elektrode en verbindings-
kabel controleren. Steekverbindin-
gen op slechte contacten controle-
ren.
Opmerking
Afzettingen op de elektroden wij-
zen op vreemde stoffen uit de ver-
brandingslucht. Oorzaak van de af-
zettingen in de installatieruimte en
het rookgassysteem nagaan. Bijv.
wasproduct, schoonmaakmidde-
len, producten voor lichaamsver-
zorging, afzettingen in aanvoerweg
(schoorsteen).
Toestel ontgrendelen.
Toestel ontgrendelen.
Toestel ontgrendelen.
Toestel ontgrendelen.
Gastoevoer (gasdruk) controle-
■
ren.
Indien voorhanden: Correcte
■
werking van gasdrukbewaker
controleren.
Evt. verbinder gasdrukbewaker
aftrekken en controleren of de
brander start.
Gastoevoer (gasdruk en gasstro-
mingsbewaker) controleren.
Rookgas-/luchttoevoerinstallatie op
rookgashercirculatie controleren.
Ionisatie-elektrode controleren:
Afstand tot de vlambeker (zie pa-
■
gina 52)
vervuiling van de elektrode
■
Toestel ontgrendelen.
Brandstofklep en modulatieklep en
verbindingskabels controleren. Evt.
ventilatoreenheid vervangen.
Toestel ontgrendelen.
Ventilator controleren.
Verbindingsleidingen naar de venti-
lator controleren.
Spanningsvoeding aan de ventila-
tor controleren.
Toestel ontgrendelen.
89