Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Eerste inbedrijfstelling van de installatie met...
Afb. 30
Een andere sticker met toegangsgegevens op de aan-
geduide plaats op het typeplaatje plakken.
Inbedrijfstellingsassistent later opvragen
Als de eerste inbedrijfstelling later moet worden uitge-
voerd, kan de inbedrijfstellingsassistent steeds
opnieuw worden geactiveerd.
Verwarmingsinstallatie vullen
Vulwater
Conform DIN EN 1717 met DIN 1988-100 moet het
verwarmingswater als warmteoverdrachtsmedium voor
de tapwaterverwarming aan vloeistofscategorie ≤ 3
voldoen. Als het verwarmingswater water met tapwa-
terkwaliteit gebruikt, is aan deze voorwaarde voldaan.
Bij het gebruik van additieven bijv. moet de categorie
van het behandelde verwarmingswater door de fabri-
kant van de additieven worden vermeld.
Toegestane totale hardheid van het vul- en bijvulwater
Totaal vermogen
kW
50
≤
50 tot
200
>
≤
200 tot
600
>
≤
600
>
38
Specifiek installatievolume
< 20 l/kW
3
3,0 mol/m
(16,8 °dH)
≤
2,0 mol/m
3
(11,2 °dH)
≤
1,5 mol/m
3
(8,4 °dH)
≤
3
< 0,02 mol/m
(0,11 °dH)
(vervolg)
Op de volgende toetsen drukken:
1.
2. "Service"
3. Wachtwoord "viservice" invoeren.
4. Met
bevestigen.
5. "Inbedrijfstelling"
!
Opgelet
Ongeschikt vulwater bevordert afzettingen en
corrosievorming en kan beschadiging aan het
toestel veroorzaken.
Verwarmingsinstallatie vóór het vullen grondig
■
spoelen.
■
Uitsluitend met water van tapwaterkwaliteit
vullen.
■
Aan het vulwater kan een speciaal voor ver-
warmingsinstallaties geschikt antivriesmiddel
worden toegevoegd. De fabrikant van het anti-
vriesmiddel moet de geschiktheid ervan aanto-
nen.
■
Vulwater en toegevoegd water met een water-
hardheid boven de volgende waarden moeten
worden onthard, bijv. met een kleine onthar-
dingsinstallatie voor verwarmingswater.
20 l/kW tot < 50 l/kW
≥
3
2,0 mol/m
(11,2 °dH)
≤
1,5 mol/m
3
(8,4 °dH)
≤
0,02 mol/m
3
(0,11 °dH)
≤
3
< 0,02 mol/m
(0,11 °dH)
50 l/kW
≥
3
< 0,02 mol/m
(0,11 °dH)
< 0,02 mol/m
3
(0,11 °dH)
< 0,02 mol/m
3
(0,11 °dH)
3
< 0,02 mol/m
(0,11 °dH)