50
Markeurs
5.2.1
Instellen van de markeurs
De markeurschijven zo instellen, dat ze op
•
lichte grond ongeveer evenwijdig aan de rijrichting
staan
•
zware grond op grip staan, zodat ze agressiever
werken en een duidelijk herkenbaar spoor
achterlaten.
Door de klembout (5.1/3) los te draaien, kan de stand
van de markeurschijf door verdraaien van de schijf
worden veranderd.
I
Zorg er voor, dat de markeurschijven niet
te diep door de grond gaan. Te diep
afgestelde markeurs kunnen op ongelijk
en
steenachtig
beschadigd
Allereerst de werklengte van de markeurs instellen
(zie hiervoor hfdst. 5.2.2).
De werkdiepte van de markeurschijven met de
instelkettingen (5.1/4 of 5.4/1) op 60 tot 80 mm
beperken.
5.2.1.1
Markeurs voor ED 301, ED 451, ED 451-K
en ED 601
-
De machine op een vlakke ondergrond wegzetten,
in werkstand brengen en de markeurs uitklappen.
-
De instelkettingen (5.1/4 of 5.4/1) zodanig aan de
markeurarm inhaken, dat ze nog enigszins
doorhangen zodra de markeurschijven op dezelfde
hoogte als de aandrijfwielen, de grond raken.
-
De kettingen met een veerclip aan de markeurarm
borgen.
F
De verandering van de lengte van de ketting
geschiedt per kettingschakel.
5.2.1.2
Markeur ED 601-K
-
De machine op een vlakke ondergrond wegzetten,
in werkstand brengen en de markeurs uitklappen.
-
De spanschroef (5.5/1) aan de markeurarm zo
afstellen, dat de markeurschijven nog net de grond
raken.
-
Spanschroef ca. een omwenteling inkorten, zodat
de markeur nog verder kan zakken (ca. 60 tot 80
mm).
-
Spanschroef met contramoer (5.5/2) borgen.
DB 695 03.01
zaaibed
worden
Fig. 5.4
2
Fig. 5.5
1
1