Verzending
F
Druk op de toets {Start}.
Het apparaat begint het origineel te scannen en slaat dit op in het geheugen.
Als het scannen is beëindigd, gaat de Communicatie-indicator branden en be-
gint het verzenden.
1
Opmerking
❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen is het mogelijk dat [Handmatig inv.]
niet wordt weergegeven, zodat u geen IP-faxbestemming kunt invoeren.
❒ Voor een overzicht van gateways (T.38-compatibel), gatekeepers of SIP-
servers die voor gebruik bij dit apparaat zijn gecertificeerd, neemt u con-
tact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.
❒ Via de functie Doorzendverzoek kunt u de IP-faxbestemming naar het verzend-
station opgeven. Zie "Verzenden van het Rapport doorzendverzoekresultaten".
❒ Methoden van opgeven van een bestemming variëren afhankelijk van de
netwerkinstellingen die de beheerder heeft opgegeven. Vraag de beheerder
van het apparaat om meer informatie. Raadpleeg "Over IP-faxbestemmin-
gen" voor meer informatie over het invoeren van de IP-faxbestemming.
❒ Om te voorkomen dat u per ongeluk op de verkeerde bestemmingstoets
drukt, kunt u het apparaat zodanig instellen dat telkens wanneer een be-
stemming wordt toegevoegd met behulp van de bestemmingstoets, [Toev.]
moet worden ingedrukt. Geef de instellingen op in de Gebruikersparame-
ters (switch 17, bit 2) in het menu Faxfuncties.
❒ Raadpleeg "Maximumwaarden" voor het maximum aantal cijfers voor
een bestemming.
Verwijzing
Pag.22 "IP-faxfuncties"
Pag.61 "Over IP-faxbestemmingen"
Pag.67 "Het Adresboek gebruiken om bestemmingen op te geven"
Pag.71 "Opnieuw kiezen"
Pag.74 "Ingevoerde bestemmingen in het Adresboek registreren"
Pag.166 "Verzenden van het Rapport doorzendresultaten."
Pag.293 "Maximumwaarden"
Over dit apparaat
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
60