Bedieningsinstructies
23.7 Afregelen positioner eindstand DICHT (invers bedrijf)
Tabel 13
LED-weergave:
(zie afbeeldingen 34 en 36)
LED's lichten niet op
LED
(V27 geel) licht op
LED
(V28 groen) licht op
Zwenkaandrijvingen SG 05.1 – SG 12.1/SGR 05.1 – SGR 12.1
.
.
Aandrijving met drukknop
brengen.
Op de meetpunten MP2 en MP1 met een voltmeter de werkelijke waarde
E2 meten:
als de terugmelding goed ingesteld is, geeft de voltmeter 5 V aan.
Indien de meetwaarde niet juist is:
.
terugmelding opnieuw instellen overeenkomstig hoofdstuk 17. en 18.
.
en positioner opnieuw afregelen.
Max. stuursignaal (nominale waarde E1) = 20 mA activeren.
Op de meetpunten MP4 en MP3 met een voltmeter de nominale waarde
E1 meten:
Bij een nominale waarde 20 mA geeft de voltmeter 5 V aan.
Indien de meetwaarde niet 5 V is:
extern stuursignaal E1 controleren.
Vereiste instelling in eindstand DICHT:
(zie afbeeldingen 34 en 36)
potentiometer „max" (P4) iets naar links draaien tot LED
oplicht.
potentiometer „max" (P4) naar rechts draaien tot LED
vooralsnog niet meer oplicht.
Daarna potentiometer „max" (P4) iets naar links draaien tot LED
(V27 geel) weer oplicht.
potentiometer „max" (P4) iets naar links draaien tot LED
uitgaat en LED
Afb 36: Printplaat positioner A7
P9 (DE)
P7 (Sens)
P3 (0)
P4 (max)
Meet-
punten:
MP2(+)
MP1(–)
met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1
(lokale bediening) in eindstand DICHT
(V27 geel) oplicht.
Meetpunten: MP3(+)/MP4(–) for E1
(V27 geel)
(V27 geel)
(V28 groen)
S2-7
S3-7
V28
V27
V18
V10
P10
39