Zwenkaandrijvingen SG 05.1 – SG 12.1/SGR 05.1 – SGR 12.1
met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1
13. Wegschakelmechanisme instellen
13.1 Eindstand DICHT (zwart veld) instellen
13.2 Eindstand OPEN (wit veld) instellen
13.3 Wegschakelaars controleren
18
.
.
Het handwiel met de wijzers van de klok mee (rechtsom) draaien, tot de
afsluiter is gesloten.
Vervolgens ca. 4 omwentelingen (naloop) terugdraaien om te voorkomen
dat de eindaanslag (door naloop) vóór het activeren van de wegschake-
.
laar wordt benaderd. Bij het proefdraaien de naloop controleren en indien
nodig de instelling van het wegschakelmechanisme corrigeren.
Instelspindel A (afbeelding 11) continu ingedrukt houden en met behulp
van een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl draaien; daarbij
op wijzer B letten. Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen
springt de wijzer B steeds 90° verder.Zodra de wijzer B 90° voor punt C
staat, uitsluitend langzaam verder draaien. Springt de wijzer B naar het
punt C, niet meer verder draaien en de instelspindel loslaten. Indien per
ongeluk te ver gedraaid is (ratelen na het verder springen van de wijzer),
de instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instellingsproce-
dure herhalen.
Afb. 11: Meld- en stuureenheid
A
T
B
C
.
.
Het handwiel tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien, tot de
afsluiter geopend is.
Vervolgens ca. 4 omwentelingen (naloop) terugdraaien om te voorkomen
dat de eindaanslag (door naloop) vóór het activeren van de wegschake-
.
laar wordt benaderd. Bij het proefdraaien de naloop controleren en indien
nodig de instelling van het wegschakelmechanisme corrigeren.
Instelspindel D (afbeelding 11) continu ingedrukt houden en met behulp
van een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl draaien; daarbij
op wijzer E letten. Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen
springt de wijzer E steeds 90° verder. Zodra de wijzer E 90° voor punt F
staat, uitsluitend langzaam verder draaien. Springt de wijzer E naar het
punt F, niet meer verder draaien en de instelspindel loslaten. Indien per
ongeluk te ver gedraaid is (ratelen na het verder springen van de wijzer),
de instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instellingsproce-
dure herhalen.
Met behulp van de rode testknoppen T en P (afbeelding 11) kunnen de
.
wegschakelaars handmatig worden bediend.
.
Het draaien van T in de pijlrichting WSR activeert de wegschakelaar
DICHT.
Het draaien van P in de pijlrichting WÖL activeert de wegschakelaar
OPEN.
Bedieningsinstructies
D
P
E
F