Zwenkaandrijvingen SG 05.1 – SG 12.1/SGR 05.1 – SGR 12.1
met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1
23.4 Afregelen positioner eindstand OPEN (standaarduitvoering)
Tabel 11
LED-weergave:
(zie afbeeldingen 33 en 34)
LED's lichten niet op
LED
(V28 groen) licht op
LED
(V27 geel) licht op
23.5 Instelling gevoeligheid
36
.
.
Aandrijving met drukknop (lokale bediening) in eindstand OPEN brengen.
Op de meetpunten MP2 en MP1 met een voltmeter de werkelijke waarde
E2 meten:
als de terugmelding goed ingesteld is, geeft de voltmeter 5 V aan.
Indien de meetwaarde niet juist is:
.
terugmelding opnieuw instellen overeenkomstig hoofdstuk 17. en 18. en
.
de positioner opnieuw afregelen.
Max. stuursignaal (nominale waarde E1) = 20 mA toevoeren.
Op de meetpunten MP4 en MP3 met een voltmeter de nominale waarde
E1 meten:
Bij een nominale waarde 20 mA geeft de voltmeter 5 V aan.
Indien de meetwaarde niet 5 V is:
extern stuursignaal E1 controleren.
Vereiste instelling in eindstand OPEN:
(zie afbeeldingen 33 en 34)
potentiometer „max" (P4) iets naar links draaien tot LED
oplicht.
potentiometer „max" (P4) naar rechts draaien tot LED
vooralsnog niet meer oplicht.
Daarna potentiometer „max" (P4) iets naar links draaien tot LED
(V28 groen) weer oplicht.
potentiometer „max" (P4) iets naar links draaien tot LED
uitgaat en LED
.
.
Op de lokale bediening de keuzeschakelaar in de stand AFSTAND zetten.
Stuursignaal E1 conform sticker op de afdekplaat (zie afbeelding 34)
instellen.
.
De gevoeligheid (afstand schakelpunt DE/dode band) wordt in de fabriek
op de maximale waarde (2,5 %) ingesteld.
Door de potentiometer DE (P9) met de wijzers van de klok mee (rechtsom)
te draaien kan de dode band vergroot worden. Aanslag links = kleine dode
band (= grote gevoeligheid). Voor een precieze instelling van de dode
.
band is er een stroombrongever met een instelnauwkeurigheidvan 0,1 mA
benodigd.
Door de potentiometer P7 (sens) met de wijzers van de klok mee
(rechtsom) te draaien kan een nog hogere gevoeligheid worden bereikt
(DE
= 0,25 %).
min
Bij het instellen van DE absoluut in acht nemen:
Een te hoge schakelfrequentie leidt tot onnodige slijtage van
de afsluiter en de aandrijving. Het is derhalve noodzakelijk
om de „dode band" op het voor het proces maximaal
toelaatbare in te stellen.
Om te voorkomen, dat in externe situaties het max. toelaatbare aantal scha-
kelingen (zie het informatieblad met technische gegevens van regelaandrij-
vingen) wordt overschreden, kan met de potentiometer „t-off" (P10) een
pauzetijd tussen 0,5 s (aanslag links) en 10 s (aanslag rechts) worden
ingesteld.
(V28 groen) oplicht.
Bedieningsinstructies
(V28 groen)
(V28 groen)
(V27 geel)