<
> Meten en AF-start
Wanneer u op de knop drukt die is toegewezen aan deze functie, worden
de meting en de AF uitgevoerd.
*1: Als u de functie [Meten en AF-start] aan de knoppen <p> en
<A> toewijst en de functie toevoegt om naar het ingesteld AF-punt over
te schakelen, schakelt u direct over naar het ingestelde AF-punt. Druk op
de knop <B> in stap 3 op pagina 217 om deze functie in te schakelen.
Selecteer [Ingesteld AF-punt] in het selectiescherm [AF-startpunt].
Indien C.Fn III -12 [AF-punt op basis van richting] (pag. 214) is ingesteld
op [Verschillende AF-punten] kunt u het AF-punt afzonderlijk instellen voor
verticale (cameragreep aan de boven- of onderkant) en horizontale richting.
Een AF-punt instellen en gebruiken
1. Stel de AF-gebiedselectiemodus in op Één punt AF, Spot-AF of AF-puntuitbr. (het AF-punt
kan niet worden ingesteld in de modi Zone-AF en 19 punts AF automatische selectie).
2. Selecteer handmatig een AF-punt (pag. 88).
3. Houd de knop <S> ingedrukt en druk op de knop <U>. Er klinkt
een pieptoon. Het AF-punt is nu vastgelegd. Het vastgelegde AF-punt
wordt als een klein punt <w> weergegeven.
Als C.Fn III -12-1 is ingesteld, legt u het AF-punt voor respectievelijk
verticale en horizontale camerarichting vast.
4. Wanneer u op de aan deze functie toegewezen <p> of <A> drukt, schakelt de
camera over op het ingestelde AF-punt in de huidige AF-gebiedselectiemodus (Één punt
AF, Spot-AF, AF-puntuitbr. of Zone-AF). Wanneer u met Zone-AF scherpstelt, schakelt
de camera naar de zone met het ingestelde AF-punt. Als u naar de middelste zone wilt
schakelen, dient u het middelste AF-punt of het AF-punt links of rechts daarvan vast te
leggen. Als u het vastgestelde AF-punt wilt uitschakelen, drukt u tegelijkertijd op de
knoppen <S> en <m>. U kunt de instelling ook annuleren met het menu
[7 Wis alle camera-instellingen].
<
> AF-stop
De AF stopt terwijl u de knop die aan deze functie is toegewezen, indrukt.
Dit is handig wanneer u de focus wilt vergrendelen tijdens AI Servo AF.
<
> Naar ingestelde AF-functie gaan
Stel de AF-gebiedselectiemodus (pag. 87), AIServo tracking gevoeligheid
(pag. 209), AI Servo AF Tracking methode (pag. 210) en AI Servo 1e/2e
beeldprioriteit (pag. 210) in. Alleen wanneer u de knop die aan deze functie is
toegewezen indrukt, wordt de AF uitgevoerd volgens de bijbehorende instelling.
Dit is handig wanneer u de AF-kenmerken wilt wijzigen tijdens AI Servo AF.
*2: Als u bij stap 3 op pagina 217 op de knop <B> drukt, wordt het scherm
voor AF-gebiedselectiemodus weergegeven. Stel de modus naar wens in en
selecteer [OK]. Het volgende scherm wordt geopend. Nadat u de vier functies
hebt ingesteld, wordt het originele scherm weer geopend.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
219