12 - 2
Zaaimachine aankoppelen
-
Met de grondbewerkingsmachine naar
de zaaimachine toerijden.
-
Oplegstukken (Fig. 12.4/8) zo instellen,
dat de zaaimachine moeiteloos kan
worden aangekoppeld.
-
Beveiligingsplaatjes (Fig. 12.4/9) over
de pennen van de trekstangen schui-
ven en met borgpennen vastzetten.
-
Topstang Cat. II (Fig. 12.1/1) aan de
bovenste bevestigingspunten van de
zaaimachine en de grondbewerkings-
machine met de pennen (Fig. 12.4/11)
vastmaken, borgen en de zaaimachine
vlak stellen.
12.1
Werken
met een zaaicombinatie zon-
der pakkerrol
In de regel moet de grondbewerkingsma-
chine altijd in combinatie met een rol wor-
den ingezet. Als op te vochtige grond het
gebruik van de rol achter de grondbewer-
kingsmachine niet zinvol is, dan kan de rol
worden gedemonteerd, als de grondbe-
werkingsmachine is uitgerust met de "ver-
stelbare aankoppelingsdelen " en een
AMAZONE-aanbouwzaaimachine. Zonder
rol steunt de grondbewerkingsmachine dan
af op de zaaimachine.
De werkdiepte van de grondbewerkings-
machine wordt na het verwijderen van de
rol ingesteld, zoals beschreven in hfdst.
7.3. Beide diepteregelingspennen (Fig.
12.3/1) moeten dan in de instelplaten van
de aankoppelingsdelen worden gestoken
en geborgd.
KG 2
b140-06.99
Fig. 12.2
1
Fig. 12.3
16t081
16t080