3 - 10
3.6.4
Algemene veiligheids- en
ongevallenpreventieregels bij
het gebruik van een hydrau-
lisch systeem
1.
Het hydraulisch systeem staat onder
hoge druk!
2.
Bij het aankoppelen van hydrauliekci-
linders en hydromotoren moet gelet
worden op de voorgeschreven aan-
koppeling van de hydrauliekslangen!
3.
Bij de aankoppeling van de hydrau-
liekslangen aan het hydraulische sys-
teem van de trekker, moet erop worden
gelet, dat zowel de trekker- als de ma-
chinehydrauliek drukloos is!
4.
Bij hydraulische koppelingen tussen
trekker en machine dienen de koppe-
lingsmoffen en -stekkers te worden
gemerkt, zodat verkeerde bediening
uitgesloten wordt!
Bij het verwisselen van aansluitingen
omgekeerde werking, bijv. heffen/zak-
ken. Gevaar voor ongelukken!
5.
Hydrauliekslangleidingen regelmatig
controleren en bij beschadigingen en
veroudering vervangen! De nieuw ge-
plaatste slangleidingen moeten voldo-
en aan de technische eisen van de
machinefabrikant!
6.
Bij het zoeken naar lekken, wegens
verwondingsgevaar de juiste hulpmid-
delen gebruiken!
7.
Onder hoge druk ontsnappende vloei-
stoffen (hydrauliekolie) kunnen door
de huid dringen en zware verwondin-
gen veroorzaken!
Bij verwondingen onmiddellijk een arts
opzoeken! Gevaar voor infecties!
8.
Alvorens aan het hydraulisch systeem
werkzaamheden te verrichten, eerst
machine laten zakken, systeem
drukloos maken en motor afzetten!
9.
De gebruiksduur van de slangleidin-
gen mag niet meer zijn dan 6 jaar,
inclusief een eventuele opslagtijd van
hoogstens 2 jaar. Ook bij vakkundige
opslag en toelaatbare belasting zijn
KG 2
b140-06.99
slangen en slangverbindingen onder-
hevig aan een natuurlijke veroudering.
Daardoor is hun opslagtijd en gebruiks-
duur beperkt. Afwijkend hiervan kan de
gebruiksduur overeenkomstig de er-
varingswaarden, met name met in acht
neming van het potentiële gevaar,
worden vastgelegd. Voor slangen en
slangleidingen van thermoplasten kun-
nen andere richtwaarden gelden.