5.0
Aanbouw
achter aan de trekker
Bij aanbouw van de
grondbewerkingsmachine aan
de trekker moeten de
veiligheidsaanwijzingen van
hfdst. 3.6.2 in acht worden
genomen!
Grondbewerkingsmachine op de bekende
wijze aan de driepuntshefinrichting van de
trekker bevestigen.
KE/KG met 3m werkbreedte
zijn uitgerust met topstang- en trekstang-
pennen (Fig. 5.2/1) van Cat. II voor het
aankoppelen aan de topstang en de trek-
stangen van de trekker.
KE/KG met 4m en 4.5m werkbreedte
zijn uitgerust met topstang- en trekstang-
pennen (Fig. 5.3/1) van Cat. II voor het
aankoppelen aan de topstang en de trek-
stangen van de trekker.
De bevestigingspunten voor de trekstan-
gen bestaan uit drie platen. Daardoor is de
aansluiting van trekstangen voor Cat. III
mogelijk, door het opsteken van verloop-
bussen (Fig. 5.4/2) en het omsteken van de
strekstangpennen (Fig. 5.4/1).
Rotorkopfrezen KG 602
zijn uitgerust met topstang- en trekstang-
pennen (Fig. 5.3/1) van Cat. II voor het
aankoppelen aan de topstang en de trek-
stangen van de trekker.
Trekstangen en topstang van de trekker
aankoppelen volgens Fig. 5.1. De pennen
van de topstang en de trekstangen moeten
met borgpennen worden geborgd.
De topstang (Fig. 5.1/1) zo instellen, dat de
grondbewerkingsmachine in werkstand
horizontaal staat en de topstang ongeveer
Fig. 5.1
Fig. 5.2
KE/KG 2/3
5 - 1
1
2
16t062
1
b144-06.99