6 - 4
6.4
Eerste montage en
aanpassing van de koppelas
aan een andere trekker
Aftakasaansluitingen op de trekker en de
grondbewerkingsmachine vóór het opste-
ken van de koppelas reinigen en invetten.
Grondbewerkingsmachine aan de trekker
koppelen. De koppelashelft met de slip-
koppeling op de aftakasaansluiting van de
grondbewerkingsmachine aansluiten. De
tweede koppelashelft op de aftakasaans-
luiting van de trekker aansluiten, de kop-
pelasbuizen echter niet in elkaar schuiven.
Bij Fig. 6.10/1:
Door de beide koppelasbuizen naast el-
kaar te houden, controleren of de koppelas-
buizen in elke stand van de grondbewer-
kingsmachine minstens A = 185mm in el-
kaar schuiven.
Bij Fig. 6.10/2:
In samengeschoven stand mogen de kop-
pelasbuizen niet tegen de gaffels van de
kruiskoppelingen stoten. Minstens een
veilige afstand van 10 mm aanhouden.
Bij Fig. 6.10/3:
Om de lengte aan te passen, de koppelas-
helften in de kortste werkpositie naast el-
kaar houden en aftekenen.
Bij Fig. 6.10/4:
Binnen- en buitenbeschermbuis in gelijke
mate inkorten.
Bij Fig. 6.10/5:
Binnenste en buitenste profielbuis met de
gelijke lengte als de beschermbuis inkor-
ten.
Bij Fig. 6.10/6:
Snijkanten afronden en zorgvuldig afbra-
men.
KE/KG 2/3
b144-06.99
Bij Fig. 6.10/7:
Profielbuizen invetten en in elkaar schui-
ven.
bij Fig. 6.10/8:
De beschermbuizen van de koppelas zijn
voorzien van kettingen, die aan de trekker
en aan de grondbewerkingsmachine moe-
ten worden bevestigd, zoals in hfdst. 6.5
beschreven. Deze kettingen voorkomen dat
de beschermbuizen meedraaien met de
draaiende koppelas. De kettingen zo in de
daarvoor bestemde gaten bevestigen, dat
er voldoende zwenkruimte voor de koppe-
las in alle richtingen beschikbaar blijft en de
beschermbuizen tijdens het werk niet mee-
draaien.
I
Neem ook de aan de koppelas
bevestigde montage-aanwijzingen
van de fabrikant van de koppelas
in acht!