4 - 2
stellen, vóór weer met de machine
wordt gewerkt!
4.1
Eerste montage
Grondbewerkingsmachine volgens hfdst.
5.0 aan de trekker koppelen en de volgen-
de instellingen uitvoeren:
-
Koppelas (extra uitrusting) volgens
hfdst. 6.2 tot hfdst. 6.5.
-
Rol (extra uitrusting) volgens hfdst. 7.0.
-
Zijplaten volgens hfdst. 10.1 en hfdst.
10.2.
-
Aankoppelingsdelen (extra uitrusting)
voor aanbouwzaaimachines volgens
hfdst. 12.0.
-
AMAZONE-systeem »Huckepack« (ex-
tra uitrusting) volgens hfdst. 13.0.
-
Egaliseerbalken (extra uitrusting)
volgens hfdst. 14.3.
-
Sporenlossers (extra uitrusting)
volgens hfdst. 15.3.
4.2
Instelwerkzaamheden op het
land
1.
Toerental van de tanden instellen.
Gegevens over toerentallen van de
tanden en de aanpassing ervan aan de
grondomstandigheden vindt u in hfdst.
9.0.
2.
Werkdiepte van de grondbewerkings-
machine controleren, evt. instellen (zie
hfdst. 7.3).
3.
Werkdiepte en veerspanning van de
zijplaten volgens hfdst. 10.1 en hfdst.
10.3 instellen.
4.
Egalisatiebalk in werkstand brengen
(zie hfdst. 14.1).
5.
Sporenlossers in werkstand brengen
(zie hfdst. 15.1).
KG 2
b140-06.99
4.3
Beginnen met werken
1.
De grondbewerkingsmachine, alvor-
ens met het werken op het land te
beginnen, met de hefinrichting van de
trekker zover laten zakken, dat de tan-
den van de grondbewerkingsmachine
net boven de grond staan, maar die
nog niet raken. De aftakas van de trek-
ker op het voorgeschreven toerental
brengen. Terwijl de trekker begint te
rijden, de grondbewerkingsmachine
helemaal laten zakken.
I
1.
Bij trekkers met een hydrau-
lisch of pneumatisch schakelbare
aftakas mag de aftakas uitsluitend
onbelast worden ingeschakeld om
beschadiging van de koppelas te
voorkomen.
2.
Als de pakkerrol, bijv. door de ver-
flaag bij het eerste gebruik zwaar
draait, dient u niet onmiddellijk de
afstrijkers te verstellen, maar trekt
u de rol eenvoudig over vaste
grond (ongeploegde grond), tot de
rol gemakkelijk draait.
4.4
Tijdens het werk
F
Bij het heffen, bijv. op de kopakker,
dient u de machine zover omhoog
te halen, dat de grondbewerkings-
machine en de rol juist uit de grond
komen. Als de hoek van de koppe-
las daarbij slechts weinig veran-
dert, dan kan de aftakas blijven
draaien. Als de geheven machine
onrustig loopt, dan de aftakas uit-
schakelen.