BEDIENINGSINSTRUCTIES
Algemeen
De schakelhendel moet in VRIJLOOP
staan en de remmen (vooraan en ach-
teraan) moeten worden ingedrukt, op-
dat de motor zou starten.
Om de motor te starten zet u de mo-
torstopschakelaar op RIJDEN, u steekt
de sleutel in het contactslot, schakelt
naar AAN en drukt vervolgens op de
motorstartknop.
OPMERKING: Gemakkelijkheidshalve
is er een ophefmodus voorzien, waarin
u de motor in elke stand van de scha-
kelhendel kunt starten. Houd de voor-
remhendel ingedrukt terwijl u op de
motorstartknop drukt.
Controle voor gebruik
WAARSCHUWING
De inspectie van uw voertuig voor
elke rit is erg belangrijk. Contro-
leer voor u vertrekt altijd of alle
belangrijke bedieningselementen,
veiligheidsvoorzieningen en me-
chanische onderdelen goed wer-
ken. Als dit niet gebeurt, loopt u
risico op ernstige of zelfs dodelijke
verwondingen.
Alvorens dit voertuig te gebruiken
moet de bestuurder altijd het volgen-
de doen:
– Zet de parkeerrem aan en ga na of
ze goed werkt.
– Controleer de bandenspanning en
de toestand van de banden.
– Controleer wielen en lagers op slij-
tage en beschadigingen.
– Controleer of alle bedieningsele-
menten aanwezig zijn en goed
werken.
– Ga na of het stuur vlot werkt.
______________________
84
– Geef meermaals gas om te control-
eren of de gashendel vlot werkt.
Deze moet terugkeren naar de
stationaire stand wanneer u hem
loslaat.
– Druk op de remhendels en het
rempedaal om na te gaan of de
remmen goed werken. De hendels
en het pedaal moeten naar hun oor-
spronkelijke stand terugkeren na
het loslaten.
– Controleer of de schakelhendel
werkt en zet hem terug in de VRI-
JLOOP-stand.
– Controleer of de aandrijfketting
goed afgeregeld en voldoende ges-
meerd is.
– Controleer de kettingwielen op slij-
tage en beschadigingen.
– Controleer of de achterasbeves-
tigingen stevig vast zijn.
– Controleer de draaiarm; als u enige
laterale speling vaststelt, mag u het
VOERTUIG NIET GEBRUIKEN.
– Controleer het brandstof-, olie- en
koelvloeistofpeil.
– Controleer de motor en tandwielka-
st op olielekkage.
– Verifieer
of
volledig openstaat (ON).
– Maak de koplampen en het achter-
licht schoon.
– Controleer of het deksel van het
servicecompartiment vooraan goed
dicht is.
– Zorg dat de zitting stevig vastzit.
– Respecteer de maximale belading
als u lasten vervoert.
– Als u een aanhangwagen of andere
uitrusting trekt, houd u dan aan
de capaciteit van de dissel en het
sleepvermogen.
de aanhangwagen correct aan de
trekhaak wordt bevestigd.
de
brandstofklep
Zorg ervoor dat