vmr2006-084-004_a
1. Aandrijfketting
2. Vergrendeling stelschroef
3. Kettingwielnaaf
4. Kettingspanner
Regel de kettingdoorhang door het
voertuig langzaam vooruit te bewe-
gen.
De doorhang aan de bovenkant van de
ketting moet tussen 15 en 25 mm (5/8
en 1 in) liggen.
Draai de borgbouten van de ketting-
spanner aan tot 62 N•m (46 lbf•ft)
en de klauwsteunbout tot 12 N•m
(106 lbf•in).
LET OP: Gebruik dit voertuig nooit
met een te losse of te strakke aan-
drijfketting, om ernstige schade aan
de aandrijving te voorkomen.
Herhaal deze procedure na de afrege-
ling op verschillende plaatsen van de
ketting om de doorhang te controle-
ren.
Kettingwiel en rondsel
Controleer de kettingwielas en het
rondsel op vervorming, overmatige
slijtage en andere beschadigingen.
1. Goed
2. Vervangen
LET OP: Vervang de ketting, de ket-
tingwielas en het rondsel altijd sa-
men om snelle slijtage van ketting
en kettingwiel te vermijden. Instal-
leer telkens een nieuwe borgring
wanneer u het rondsel verwijdert.
Wiel
Af en toe moet u de wielmoeren ver-
wijderen en wat smeervet tegen het
vastvreten op de tappen aanbrengen,
om de latere verwijdering te verge-
makkelijken. Dit is vooral belangrijk
wanneer het voertuig in een zoutwa-
teromgeving of in modder wordt ge-
bruikt. Verwijder één moer tegelijk,
smeer de tap en draai de moer weer
aan tot 50 N•m (37 lbf•ft).
Toestand
wiellagers/bussen
Duw en trek aan de bovenrand van
de wielen om de speling te voe-
len. Raadpleeg een erkend Can-Am
distributeur/dealer als u speling vast-
stelt.
_____________________
121