Schuinstand van de maaier
(lengterichting)
Controleer de schuinstand van de maaier telkens
wanneer u de maaieenheid monteert. Voordat u de
schuinstand controleert, de spanning van de voor- en
achterbanden op 12 psi (0,85 kPa) brengen. Als de
voorkant van de maaier meer dan 4,7 mm lager dan
de achterkant van de maaier is, moet de schuinstand
als volgt worden afgesteld:
1.
Parkeer de machine op een vlakke en horizontale
ondergrond. Maaikoppeling uitschakelen,
versnelling in neutraal zetten, parkeerrem in
werking stellen en contactsleutel in de stand
"STOP" draaien om de motor af te zetten. Neem
de sleutel uit de contactschakelaar.
2.
Controleer de horizontale stand van de messen
als u dat nog niet hebt gedaan, zie Horizontaal
stellen van de maaier (dwarsrichting), pagina 44.
3.
Meet de lengte van het draadeind die uitsteekt
aan de voorkant van het stelblok aan de zijkanten
van het chassis (fig. 51). Als de lengte niet
15,8 mm bedraagt, verwijdert u de R-pen en ring
van het uiteinde van het draadeind (fig. 51).
Draai het draadeind totdat de uitsteeklengte
15,8 mm bedraagt. Steek het uiteinde van het
draadeind weer in het gat in de bevestigings-
beugel en zet het vast me de ring en R-pen.
Herhaal dit aan de andere kant.
15,8 mm
1
2
3
4
1805
Figuur 51
1. R-pen en ring
2. Stelbeugel
Onderhoud
3. Gat aan voorkant
4. Gat aan achterkant
45