Gebruiksaanwijzing
Veiligheidssysteem
Werking van het veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de
motor alleen mogelijk te maken wanneer:
de bestuurder op de stoel zit,
het koppeling/rempedaal ingetrapt is,
de maaikoppelingshendel op
"UITGESCHAKELD" staat.
Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor
wordt uitgeschakeld als u van de stoel opstaat terwijl
het koppeling/rempedaal niet is ingetrapt of de
maaikoppeling op "INGESCHAKELD" staat.
Veiligheidssysteem testen
Controleer de werking van het veiligheidssysteem
telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als
het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder
beschreven, moet u het direct laten repareren door een
erkende Service Dealer.
1.
Zet de grondsnelheidshendel op neutraal "N".
Stel de parkeerrem in werking. Zet de
maaikoppelingshendel op "INGESCHAKELD."
Draai de contactsleutel in de stand "STARTEN".
De startmotor mag niet gaan draaien.
2.
Met de grondsnelheidshendel op neutraal "N" zet
u de maaikoppelingshendel op "UITGESCHA-
KELD" en lost u de parkeerrem. Draai de
contactsleutel in de stand "STARTEN". De
startmotor mag niet gaan draaien.
3.
Met de grondsnelheidshendel op neutraal "N"
stelt u de parkeerrem in werking. Zet de maai-
koppelingshendel op "UITGESCHAKELD."
Start nu de motor. Als de motor loopt, lost u de
parkeerrem en komt u iets overeind uit de
bestuurdersstoel. De motor moet nu stoppen.
16
Vooruit en achteruit rijden
Met het handgas regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut).
Om vooruit of achteruit te rijden, trapt u het
koppeling/rempedaal in. Zet de grondsnelheidshendel
in de gewenste versnelling vooruit of achteruit. Laat
het pedaal langzaam opkomen om de machine in
beweging te zetten. Bestuur de machine met behulp
van het stuurwiel.
VOORZICHTIG
MOGELIJK GEVAAR
Als u het koppeling/rempedaal te snel op
laat komen terwijl de machine in een
versnelling is geschakeld, kan de machine
zich plotseling in beweging zetten.
WAT ER KAN GEBEUREN
Door een plotseling inschakelen van de
aandrijving kunt u de controle over de
machine verliezen.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Laat het koppeling/rempedaal altijd
langzaam opkomen wanneer u de machine
in beweging wilt zetten (voor- of achteruit).
Regelen van de grondsnelheid
BELANGRIJK: Om schade aan de
transmissie te voorkomen, altijd eerst het
koppeling/rempedaal intrappen, voordat u in
of uit de achteruit schakelt.
Zet de machine in beweging door het koppeling/
rempedaal in te trappen en de gewenste versnelling in
te schakelen. Als de machine eenmaal in beweging is,
kunt u in elke versnelling vooruit schakelen zonder
het koppeling/rempedaal in te trappen. Meestal kunt u
in elke versnelling wegrijden. Als de machine niet
wegrijdt in een bepaalde versnelling (bijv. 5) door een
zware belasting, schakelt u naar een lagere
versnelling (bijv. 2).