in de stand "STOP". Laat de startmotor
afkoelen, zie: Problemen, oorzaak en remedie,
pagina 49.
7.
Nadat de motor is aangeslagen, beweegt u het
handgas langzaam in de stand "SNEL" (fig. 10).
Als de motor hapert, zet u het handgas enkele
seconden terug op "CHOKE". Zet het handgas
vervolgens weer op "SNEL." Herhaal dit indien
nodig.
1
2032
Figuur 8
1. Grondsnelheidshendel
1
2
3
2029
Figuur 10
1. Choke
2. Snel
3. Langzaam
2
1
2027
3
Figuur 9
1. Uitgeschakeld
2. Ingeschakeld
3. Maaikoppelingshendel
2
3
2030
1
Figuur 11
1. Starten
2. Aan
3. Uit
Stoppen
1.
Zet het handgas in de stand "LANGZAAM"
(fig. 10).
2.
Draai de contactsleutel in de stand "STOP" (uit)
(fig. 11).
NB.:
Als de motor zwaar belast of heet is,
deze nog even laten draaien voordat u
de contactsleutel in de stand "STOP"
(uit) draait. De motor kan dan afkoelen
voordat die wordt stilgezet. In een
noodgeval kan de motor direct worden
gestopt door de contactsleutel in de
stand "STOP" (uit) te draaien.
Gebruiksaanwijzing
15