RIJDEN MET UW VOERTUIG
voertuig en de lading te dragen. Kijk zeker uit voor open water. Dit wijst
erop dat het ijs niet overal even dik is.
De bestuurder van een 2-UP-model is verantwoordelijk voor de veiligheid
van de passagier. In geval van twijfel mag u zich niet op dit terrein begeven.
IJs maakt het voertuig ook moeilijker bestuurbaar. Vertraag en geef nooit
bruusk gas. Anders gaan de banden spinnen en kan het voertuig kantelen
of de passagier wegslingeren (2-UP-modellen). Vermijd bruusk remmen.
Ook dit kan tot ongecontroleerd doorschuiven en kantelen van het voertuig
leiden. Rijd nooit in smeltende sneeuw. Die kan de werking en besturing
van het voertuig immers blokkeren.
Rijden over besneeuwde oppervlakken
Let bij de inspectie voor het vertrek speciaal op die plekken op het voertuig
waar sneeuw- en ijsafzettingen de zichtbaarheid van het achterlicht en de
reflectoren kunnen belemmeren, ventilatieopeningen kunnen verstoppen,
de radiator en ventilator kunnen blokkeren en de beweging van de bedie-
ningshendels, schakelaars en rempedaal kunnen bemoeilijken. Controleer
voor u de ATV start of besturing, gas, remmen en pedalen zonder enige
belemmering kunnen worden bediend.
Als een ATV over een besneeuwd pad rijdt hebben de wielen minder
tractie, waardoor het voertuig anders gaat reageren op de inputs van de
bestuurder. Op oppervlakken met minder grip reageert het voertuig minder
scherp en precies, wordt de remafstand langer en zit er geen snee op de
versnelling. Vertraag en geef nooit bruusk gas. Daardoor kunnen de banden
beginnen tollen en kan het voertuig door oversturen gaan schuiven. Vermijd
bruusk remmen. Dat kan het voertuig doen schuiven over een rechte lijn.
Nogmaals, voorzichtig snelheid verminderen en uzelf voldoende tijd en
afstand laten in anticipatie op een manoeuvre, om zo de volledige controle
over het voertuig te kunnen herwinnen voordat het voertuig ongecontro-
leerd wegdraait, is de beste aanpak.
Als u met de ATV over een besneeuwd oppervlak rijdt, wordt door de
turbulentie achteraan het bewegende voertuig sneeuw opgeworpen die
met blootgestelde onderdelen, inclusief draaiende onderdelen zoals
remschijven, in contact kan komen of er zich kan ophopen of smelten.
Water, sneeuw of ijs kunnen een weerslag hebben op de reactietijd van
het remsysteem van uw ATV. Rem vaak, zelfs als dat niet nodig is om de
snelheid van uw voertuig te verlagen, zodat zich zo weinig mogelijk ijs of
sneeuw op de droge remblokken of -schijven kan vastzetten. Door dit te
doen in rijomstandigheden die weinig risico inhouden, test u uw grip op
het oppervlak en blijft u alert voor hoe het voertuig reageert op uw stuur-
impulsen. Houd rempedaal, voetsteunen, vloerplaten, rem- en gashendels
altijd sneeuw- en ijsvrij. Veeg regelmatig de sneeuw van de zitting, hand-
grepen, kop- en achterlichten en reflectoren.
De sneeuw kan rotsen, boomstronken of andere objecten verhullen of
kan zo diep liggen dat het voertuig onbruikbaar is omdat het vast zou ko-
men te zitten of helemaal geen tractie meer zou hebben in de sneeuwbrij.
Kijk ver voor u uit en wees altijd alert voor zichtbare hints die kunnen wijzen
op de aanwezigheid van zulke obstakels. Rijd er in geval van twijfel rond.
Vermijd rijden op bevroren waterpartijen als u nog niet hebt gecontroleerd
of het ijs voldoende sterk is om de ATV, de opzittenden en de lading veilig
62
VEILIGHEIDSINFORMATIE