2-UP-modellen
Als bestuurder moet u het volgende doen:
-
Vergeet niet dat de bestuurder verantwoordelijk is voor de veiligheid
van zijn passagier.
-
Informeer de passagier over de basisregels voor een veilige rit.
-
Instrueer de passagier om de veiligheidslabels van het voertuig te lezen
en de VEILIGHEIDS-DVD te bekijken.
-
Oefen de manoeuvres die in deze Gebruikershandleiding worden be-
schreven altijd met en zonder passagier. Met passagier is er een gro-
tere vaardigheid nodig.
-
Denk eraan: wanneer u met een passagier rijdt heeft dit een grote in-
vloed op de besturing en de stabiliteit van uw voertuig. Vertraag op
veilige wijze. Wees voorzichtig. Probeer in geval van twijfel niet om
de passagier te laten afstappen voordat u een maneuver uitvoert.
-
Vergeet nooit dat wanneer u met een passagier rijdt, dit een grote in-
vloed heeft remafstand van uw voertuig. Voorzie een langere remaf-
stand.
-
Neem nooit een passagier mee op een 1-UP-model als de passagiers-
zitting niet is geïnstalleerd.
-
Neem nooit meer dan één (1) passagier mee. Laat de passagier nergens
anders dan op de aangewezen passagierszitting zitten.
-
Vervoer nooit een passagier indien u vindt dat hij/zij onvoldoende in
staat is zich te concentreren op de omstandigheden op het terrein en
zich hieraan aan te passen.
-
Vervoer nooit een passagier die onder invloed van drugs of alcohol is
of die zich moe of ziek voelt. Dit vertraagt de reactiesnelheid en ver-
troebelt het inschattingsvermogen.
Als passagier moet u het volgende doen:
-
Moet in staat zijn beide voeten op de voetsteunen te rusten en met
zijn handen altijd de handgrepen kunnen vasthouden terwijl hij op dit
voertuig zit.
-
Rijd nooit met dit voertuig zonder een goed passende, goedgekeurde
helm (met kinbeschermer) op. De passagier moet ook oogbescherming
(bril of gelaatsscherm), handschoenen, laarzen, een hemd of jack met
lange mouwen en een lange broek dragen.
-
Blijf zitten op de hiervoor aangewezen passagierszitting.
-
Houd uw handen altijd aan het stuur en uw voeten op de voetsteunen,
terwijl u met uw voertuig rijdt. Houd u nooit vast aan de bestuurder.
-
Sta nooit recht terwijl het voertuig rijdt. Door teveel beweging kan het
voertuig oncontroleerbaar worden.
-
Let op de bewegingen van de bestuurder en het voertuig.
-
Wanneer u zich om een of andere reden ongemakkelijk of onzeker
voelt, wacht dan niet af en vraag de bestuurder om te vertragen of te
stoppen.
VEILIGHEIDSINFORMATIE
BIJZONDERE VEILIGHEIDSBERICHTEN
15