Download Print deze pagina

BRP Can-Am Outlander Series 2016 Gebruikershandleiding pagina 59

Advertenties

RIJDEN MET UW VOERTUIG
2-UP-modellen
De passagier moet zijn bewegingen synchroniseren met de bewegingen
van de bestuurder. De passagier moet steeds blijven zitten.
Vergeet niet dat de bestuurder verantwoordelijk is voor de veiligheid van
zijn passagier. Laat de passagier in geval van twijfel afstappen voordat u
bergop rijdt.
Houd hier rekening mee, voordat u een heuvel oprijdt. Het oprijden van
heuvels mag alleen door ervaren bestuurders worden geprobeerd. Begin
met flauwe hellingen. Rij altijd recht de heuvel op. De bestuurder en de
passagier moeten hun lichaamsgewicht naar voren verplaatsen, naar de
top van de heuvel toe. Houd uw voeten op de voetsteunen, zet de ATV
in een lagere versnelling en versnel voordat u gaat klimmen. Probeer een
vaste snelheid aan te houden en geef niet teveel gas om versnellen te
voorkomen. Abrupte hellingen, variaties in het terrein of het gaan met een
wiel over een obstakel kan een grote invloed op de stabiliteit hebben,
omdat dit de voorkant van het voertuig omhoog tilt, met het risico van
omkantelen. Sommige heuvels zijn te stijl om veilig te kunnen stoppen
of te herstellen van een mislukte beklimpoging. Probeer steile hellingen
te vermijden. Als u niet voorzichtig bent, kunt u omkantelen als u heuvelop
gaat. Als de heuvel te steil is en u niet boven geraakt of het voertuig
achteruit rolt, rem dan voorzichtig zodat u niet slipt. Stap af, passagier
eerst, en keer het voertuig om in een K"-beweging (terwijl u naast het
voertuig loopt aan de bergop-zijde en met één hand aan de rem). Keer de
achterkant van het voertuig dan langzaam naar de heuveltop toe en rijd
naar beneden. Loop en stap altijd af aan de hoger gelegen zijde van de
helling en blijf uit de buurt van het voertuig en de draaiende wielen. Probeer
het voertuig nooit tegen te houden als het begint te kantelen. Blijf uit de
buurt. Rijd niet met hoge snelheid over een heuveltop. Achter de top
kunnen er hindernissen of een steile afgrond liggen. De passagier mag
pas opstappen, wanneer het voertuig opnieuw op een veilige plaats staat.
VEILIGHEIDSINFORMATIE
57

Advertenties

loading