RIJDEN MET UW VOERTUIG
het voertuig opnieuw onder controle te krijgen. Probeer steile hellingen
te vermijden. Als u niet voorzichtig bent, kunt u omkantelen als u heuvelaf
gaat.
2-UP-modellen
De bestuurder is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn passagier.
In geval van twijfel moet hij de passagier voordat hij doorrijdt.
Denk eraan: wanneer u met een passagier rijdt heeft dit een grote invloed
op de besturing van uw voertuig, de stabiliteit en de remafstand.
De passagier moet zijn bewegingen synchroniseren met de bewegingen
van de bestuurder. De passagier moet steeds blijven zitten.
De bestuurder en passagier moeten hun gewicht naar achteren verplaat-
sen. Rem geleidelijk om niet te slippen. Laat u niet naar beneden rollen"
op uitsluitend de motorcompressie of in neutraal. Probeer steile hellingen
te vermijden. Als u niet voorzichtig bent, kunt u omkantelen als u heuvelaf
gaat.
VEILIGHEIDSINFORMATIE
59