RIJDEN MET UW VOERTUIG
Steile dalingen
Dit voertuig zal gewoonlijk tot stilstand komen wanneer de voor- of ach-
terwielen over een steile helling rijden. Als het om een steile, diepe afgrond
gaat zal het voertuig met zijn neus naar beneden duiken en kantelen.
De bestuurder van een 2-UP-model is verantwoordelijk voor de veiligheid
van zijn passagier. Laat de passagier in geval van twijfel afstappen voordat
u doorgaat.
WAARSCHUWING
Vermijd steile dalingen. Keer om en kies een alternatieve route.
Water oversteken
Water kan groot gevaar inhouden. In te diep water kan het voertuig gaan
drijven en kantelen. Controleer de diepte van het water en de stroming
alvorens het water over te steken. Het water mag niet hoger dan de
voetsteunen komen. Let op voor gladde oppervlakken zoals keien, gras,
boomstronken enz. in het water en op de oevers. Dit kan tot tractieverlies
leiden. Rijd nooit met hoge snelheid in het water. Het water heeft een
remmende werking en u kunt van het voertuig op de grond worden ge-
slingerd.
Natte remmen verminderen het remvermogen van uw voertuig. Laat de
remmen altijd drogen door ze meermaals te activeren wanneer het voertuig
uit water, modder of sneeuw komt. Voorzie een langere remafstand.
Nabij water is er vaak modder of moerasland. Let op voor onverwachte
gaten of inzinkingen. Kijk ook uit voor rotsblokken, stronken enz. die ge-
deeltelijk begroeid zijn.
Rijden op het ijs
Als u over bevroren water moet, controleer dan goed of het ijs dik genoeg
is om het totale gewicht van uzelf, uw passagier (2-UP-modellen), uw
VEILIGHEIDSINFORMATIE
61