3.18.5 Opstarten
Wanneer de pomp in gebruik moet worden genomen, moet de volgende checklist en procedure
worden gevolgd:
c De pomp is gevuld met vloeistof.
c De pomp is voldoende voorverwarmd.
c De zuig- en afvoerkleppen zijn volledig geopend.
c Start de pomp even op en controleer de draairichting van de motor.
c Start de pomp op en controleer of deze vloeistof aanzuigt (zuigdruk).
c Het TPM van de pomp is gecontroleerd.
c De afvoerleiding en de afdichting zijn gecontroleerd op lekkage.
c De correcte werking van de pomp is bevestigd.
3.18.6 Uitschakelen
Wanneer de pomp uit dienst moet worden genomen, moet u onderstaande procedure volgen:
c Schakel de motor uit.
c Sluit alle ondersteunende servicelijnen (verwarmings-/koelingscircuit, circuit voor spoel-/
quenchmedium).
c Als de vloeistof niet mag stollen, reinigt u de pomp wanneer het product nog steeds vloeibaar is.
Zie ook hoofdstuk 3.20 Onderhoudsinstructies
Opmerking! Wanneer de vloeistof terugstroomt van de afvoerleiding naar de pomp, is het mogelijk
dat de pomp in de tegenovergestelde richting draait. Sluit de afvoerleidingklep tijdens de laatste
rotatiecycli om dit te voorkomen.
3.18.7 Abnormale werking
Opmerking! Bij abnormale werking of wanneer er zich problemen voordoen, moet de pomp
onmiddellijk uit dienst worden genomen. Breng alle verantwoordelijk personeel op de hoogte.
c Bepaal voordat u de pomp opnieuw opstart de reden voor het probleem en los het probleem op.
A.0500.752 – IM-TGBLOC/01.00 NL (10/2020)
37