3.17.2.4 Binneninstallatie
Plaats de pomp zodanig dat de motor voldoende kan worden verlucht. Bereid de motor voor
op werking volgens de instructies voorzien door de motorfabrikant.
Wanneer ontvlambare of explosieve producten worden verpompt, moet er in goede aarding worden
voorzien. De onderdelen van de installatie moeten worden verbonden door aardingsverbindingen
om gevaren door statische elektriciteit terug te dringen.
Gebruik explosievrije of explosiebestendige motoren volgens de plaatselijke regelgeving.
Voorzie in geschikte koppelingsbeschermingen en geschikte koppelingen.
Te hoge temperaturen
Afhankelijk van de verpompte vloeistof, kunnen de temperaturen in en rondom de pomp oplopen.
Vanaf 60 °C moet de verantwoordelijke persoon in de nodige beschermingsmaatregelen voorzien
en borden plaatsen met 'Hete oppervlakken'.
Bij het isoleren van de pompinstallatie moet u via het lantaarnstuk voor voldoende koeling zorgen.
Dit is nodig om de lagers te koelen.
Bescherm de gebruiker tegen lekkage en eventuele vloeistofstromen.
3.17.2.5 Stabiliteit
Fundering
De pompinstallatie moet op een basisplaat worden
geïnstalleerd, of op een frame worden geplaatst
dat exact waterpas op de fundering staat.
De fundering moet hard, waterpas, vlak, vrij van vibraties
zijn om een juiste uitlijning van de pomp/aandrijving te
verzekeren tijdens bedrijf. Zie ook hoofdstuk 3.17.9
Richtlijnen voor montage
Horizontale montage
Pompen moeten horizontaal op de voet van het
lantaarnstuk worden gemonteerd. Andere manieren
van installatie beïnvloeden de afvoer, het vullen en
de werking van de mechanische afdichting, enz. Als
de pomp/pompinstallatie anders wordt geïnstalleerd,
neemt u contact op met uw plaatselijke leverancier.
3.17.3 Aandrijvingen
Als een pomp met vrij aseinde is geleverd, is de gebruiker verantwoordelijk voor de aandrijving
en de montage met de pomp. Zie voor montage ook hoofdstuk 3.17.9 Richtlijnen.
3.17.3.1 Aanloopkoppel
•
Het aanloopkoppel van interne tandwielpompen is vrijwel gelijk aan het nominale koppel.
•
Zorg ervoor dat het aanloopkoppel van de motor voldoende groot is. Kies daarom een motor
met een capaciteit die 25% hoger ligt dan het stroomverbruik van de pomp.
Opmerking! Een mechanische aandrijving met variabel toerental moet worden gecontroleerd
op beschikbaar koppel bij een laag en hoog toerental.
•
Frequentieomvormers kunnen de aanloopkoppels hebben beperkt.
•
Controleer ook dat het maximum toelaatbaar koppel aan de pompas niet wordt overschreden
(zie hoofdstuk 3.10.4). In kritieke gevallen kan een koppelbeperkend apparaat zoals een slip-
of breekkoppeling worden voorzien.
A.0500.752 – IM-TGBLOC/01.00 NL (10/2020)
27