Scanner
Gebruik van Scanner
Gegevensweergave
Selecteer Gegevens om PID-gegevens uit de voertuig-ECM weer te geven. In de
gegevensweergavemodus heeft het scherm een werkbalk en een hoofdgedeelte
(Afbeelding
4-9).
Afbeelding 4-9 Het gegevensweergavescherm
De bedieningspictogrammen op de werkbalk worden beschreven in
Bedieningspictogrammen
voor de functie
Scanner‚ op pagina 20 en
Algemene bedieningspictogrammen op de
werkbalk‚
op pagina 15.
Tijdens gegevensweergave bestaat het hoofdgedeelte van het scherm uit twee kolommen:
de linkerkolom bevat een beschrijving van de parameter en de rechterkolom bevat de
parameterwaarde of -status. Parameters worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn
verzonden door de ECM, u kunt dus verschillen tussen jaren, merken en modellen verwachten.
Er kunnen maximaal drie parameters worden vergrendeld of vastgezet aan de bovenkant van de
lijst. Vergrendelde parameters worden niet gewijzigd wanneer u door de parameterlijst schuift.
Gebruik het pictogram Vergrendelen/Ontgrendelen op de werkbalk om te bepalen welke
parameters worden vastgezet (zie
Parameters
vergrendelen‚ op pagina 31).
Weergegeven gegevens kunnen ook worden onderbroken of opgeslagen voor gedetailleerde
controle en toekomstige naslag, zie
Bestanden
opslaan‚ op pagina 34 en
Onderbreken en
gegevensbestanden
weergeven‚ op pagina 28.
Onderbreken en gegevensbestanden weergeven
Tijdens normaal bedrijf worden gegevens van de voertuig-ECM voortdurend opgeslagen in het
buffergeheugen, terwijl deze op het scherm worden weergegeven. De functie Onderbreken stelt
u in staat om het verzamelen van gegevens tijdelijk te onderbreken voor gedetailleerde controle.
28