Inleiding
2.4 Voedingsbronnen
Het diagnose-instrument kan worden gevoed via de volgende bronnen:
2.4.1 Voertuigvoeding
Bij alle OBD-II/EOBD-voertuigen is er voertuigaccuvoeding (accu+) beschikbaar op de DLC. Het
diagnose-instrument wordt gevoed via de datakabel wanneer dit op de voertuig-DLC is aangesloten.
Een groene LED-indicator op het DLC-einde van de datakabel gaat branden wanneer er stroom naar
de kabel wordt gevoed. Als de LED-indicator niet wordt ingeschakeld, moet u controleren of de
datakabel naar behoren is aangesloten en vervolgens moet u het DLC-voedingscircuit controleren.
Zie Datakabelaansluiting‚ op pagina 17 voor meer informatie over de datakabel.
2.4.2 Interne accupack
Het diagnose-instrument kan worden gevoed door de interne, oplaadbare accupack. Een volledig
opgeladen standaardaccu levert voldoende stroom voor ongeveer 3 uur ononderbroken gebruik.
De accu wordt geladen wanneer het diagnose-instrument is aangesloten op de voeding en op
een spanningsvoerende voedingsbron of wanneer de datakabel is aangesloten op een OBD-II/
EOBD-voertuig.
De indicator-LED voor de accustatus (naast de voedingsaansluiting) geeft de accustatus aan
(Afbeelding
Groen - geeft aan dat de accu volledig is opgeladen
•
Rood - geeft aan dat de accu wordt opgeladen
•
Oranje - geeft aan dat er een probleem is met de accu. Een oranje LED wordt meestal
•
veroorzaakt door een te hoge accutemperatuur (boven 40°C (104°F)) waardoor het opladen
wordt uitgeschakeld. Laat het diagnose-instrument afkoelen voordat u doorgaat met
het gebruik.
2.4.3 AC-voeding
Het diagnose-instrument kan worden gevoed door een standaard AC-stopcontact via de
AC-voeding. De connector op het uiteinde van de uitvoerkabel van de AC-voeding wordt
aangesloten op de voedingsingang aan de bovenzijde van het diagnose-instrument. Gebruik
alleen de meegeleverde AC/DC-voeding.
BELANGRIJK:
Sluit de AC-voeding aan op de voedingsingang op het diagnose-instrument wanneer het apparaat
communiceert met een voertuig.
2-3).
9
Voedingsbronnen